Na ver kennen
door E. Schrikkema, Ing.,
technisch hoofdambtenaar voor bijzondere diensten bij de Meetkundige
Dienst van de Rijkswaterstaat.
In Geodesia 1968 - 7/8 en 1969 - 4 verschenen
artikelen van de heer L. R. M. v. d. Brink, Ing.
over het naverkennen van uit luchtfoto's ver
vaardigde kaarten. In het laatstgenoemde num
mer werd een aansluitend artikel van mijn hand
aangekondigd, dat ik bij dezen waar zal trach
ten te maken. In eerste instantie zou ik op er
varing berustende informatie moeten geven over
de kaartering van gebouwen in die zin, dat het
probleem gesteld wordt, hoe uit de fotogramme-
trisch gekaarteerde dakomtrekken de kaartering
van de z.g. opgaande muren op de kaart moet
worden uitgevoerd. De heer v. d. Brink be
twijfelt reeds of dit door het meten van dakover
stekken wel mogelijk is. Het meten van dakover
stekken is zonder meer mogelijk o.a. met behulp
van het z.g. daklood. Het blijkt echter, dat bij
gebouwen met inspringende en uitspringende
hoeken, bij oudere, maar vooral bij modernere
gebouwen de dakomtrek dikwijls geen bruikbaar
lijnenstelsel is om daaruit door het meten van
dakoverstekken de opgaande muren af te leiden.
Met opgaande muren worden dan de muren
bedoeld, zoals deze uit het maaiveld te voor
schijn komen.
Toen eeuwen geleden de eerste landmeter hui
zen ging opmeten, zullen dit eenvoudige hut
kommen zijn geweest, in de grond uitgegraven
met het dak op maaiveldhoogte. Hij kende het
probleem opgaande muur en dakoverstek niet,
maar stel, dat die eerste landmeter was gecon
fronteerd met een gebouw uit onze tijd en dat hij
dit gebouw op een kaart moest voorstellen als
geprojecteerd op een plat vlak en dat bovendien
geëist werd, dat de afbeelding zoveel mogelijk
informatie over het gebouw moest geven. Hij
zou omhoog en omlaag hebben gekeken, hij zou
aan hetzelfde gebouw lagere en hogere gedeel
ten hebben gezien; overkappingen, balkons, dak
overstekken, stoepen en luifels. Hij zou echter
zijn meetsnoer hebben ontrold en staande op het
maaiveld de muren hebben gemeten, zoals die
zich op maaiveldhoogte manifesteerden, moge
lijk zelfs op armhoogte, omdat bukken toen ook
al een moeizame bezigheid was. Hij kon ook
niet anders, omdat hij niet de beschikking had
over luchtfoto's. Als hij over luchtfoto's en uit-
werkapparatuur had kunnen beschikken, had hij
beter aan zijn opdracht kunnen voldoen. De
afbeelding op de kaart was de werkelijke pro
jectie van het gebouw geweest, hij had de lagere
en hogere gedeelten kunnen aangeven, het op
meten van moeilijk toegankelijke binnenplaatsen
had hem geen hoofdbrekens gekost, kortom, de
afbeelding op de kaart had zoveel mogelijk in
formatie gegeven. Helaas, het was hem niet
mogelijk.
Gebouwen kunnen min of meer exact worden
afgebeeld op grootschalige kaarten; dit zijn ka
dastrale kaarten en kaarten voor technische
doeleinden, die gecombineerd kunnen voorko
men b.v. voor gebruik bij gemeentelijke dien
sten. Afbeelding van gebouwen op kaarten voor
technische doeleinden door het opmeten van
329