AANDACHT VOOR CULTUURTECHNISCHE INVENTARISATIE In het dubbelnummer voor juli-augustus 1970 van het „Tijdschrift der Koninklijke Nederland- sche Heidemaatschappij" troffen we voor U aan een artikel van de heren prof. ir. C. Bijkerk, Th. J. Linthorst Ing. en C. van Wijk Ing., be treffende de Cultuurtechnische Inventarisatie van Nederland. De auteurs beschrijven een methode voor het vastleggen van aspecten betreffende de verka veling en de sociaal-economische kenmerken van landelijke gebieden; de op deze wijze ver kregen kennis van de situatie ter plaatse wordt voor de bestemming van de grond steeds be langrijker. In het artikel wordt een beknopte beschrijving gegeven van een methode voor de inventarisatie van het gebruik der gronden, aangeduid als de Cultuurtechnische Inventarisatie van Nederland. De methode is ontwikkeld door het Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding te Wageningen, waarbij de mechanische verwer king van de opnamegegevens tot stand is ge komen in nauwe samenwerking met het voor malige rekencentrum van de Koninklijke Neder- landsche Heidemaatschappij, nu het Reken centrum voor Administratie, Efficiency en Tech niek, RAET te Arnhem. Het systeem is in gebruik sinds 1967 en er is sindsdien reeds een oppervlakte van 360.000 ha onderzocht en volgens genoemde methode vastgelegd. Elk jaar wordt deze oppervlakte vermeerderd met meer dan 100.000 ha. De doelstelling van de Cultuurtechnische Inven tarisatie omvat onder andere het tabellarisch op uniforme wijze vastleggen van allerlei ge gevens in een ruilverkavelingsblok, zoals be- drijfsgrootte en -type, ontmenging, ontsluiting, wegaanleg, kavelafstand, boerderijverplaatsing en kavelaantal. Daarnaast worden een aantal aspecten op kaarten zichtbaar gemaakt, b.v. de ontsluiting. Het kaartmateriaal kan voor vele doeleinden van ruimtelijke ordening worden ge bruikt, zoals bij het traceren van wegen. Ten slotte vormt deze inventarisatie een documen tatie van het grondgebruik in een bepaalde periode en heeft als zodanig wellicht waarde in cultuurhistorische en andere wetenschappelijke opzichten. Tot nu toe zijn opdrachten tot inventarisatie uitsluitend door de Cultuurtechnische Dienst gegeven en wel: opdrachten ter bepaling van de urgentievolgorde van ruilverkavelingen en op drachten betreffende het grondgebruik van in voorbereiding te nemen blokken van ruilver kavelingen. Vervolgens geven de auteurs aan, hoe naar hun mening de actuele waarde van de inventarisatie in stand gehouden kan worden door bijhouding van de verzamelde gegevens, waarbij een ver plichte gebruikersregistratie per gebruikskavel een vereiste is. Een periodieke opschoning is bij deze methode minder kostbaar in tijd en geld dan een geheel nieuwe inventarisatie; een belangrijk voordeel is namelijk, dat het op „tapes" vastgelegde ge gevensbestand gemakkelijk gemuteerd kan wor den. Vervolgens vermelden de schrijvers de totaal ge- inventariseerde oppervlakten per provincie naar de toestand per 1 januari 1970; belangrijke con centraties komen voor in Groningen, N.W. Friesland, de Achterhoek en W. Brabant. In de beschrijving van het systeem onderkent men een zestal fasen. Fase 1 „De voorberei ding", betreft voornamelijk het gereedmaken van het basiskaartmateriaal. De daaropvolgende fase omvat de opname van het grondgebruik, waarbij zowel de gegevens uit recente land bouwtellingen als de van plaatselijk goed be kend zijnde personen verkregen informaties wor den gehanteerd. Bij deze opname wordt altijd de S.T.U.L.M., de Stichting tot Uitvoering van Landbouwmaatregelen, ingeschakeld. Een belangrijk onderdeel van de werkzaam heden betreft het invullen van de ponsdocumen ten (fase 3). Allereerst worden de bedrijven gegroepeerd per „dorpsbehoren": een aaneen gesloten gebied, waarbinnen de grond in ge bruik is bij de bedrijven uit een bepaalde dorps- of woonkern. Vervolgens worden zoveel moge lijk gegevens per kavel betreffende de vorm, ligging, aard, de afstanden tot boerderij enz. vastgelegd. In de nu volgende fase worden de gegevens geponst en het kaartmateriaal ont worpen en getekend (fase 4) Het ponsen ge schiedt op per kavel aan te leggen ponskaarten. Bovendien worden in dit stadium de concept- kaarten gemaakt en gebruikt voor een controle op de juistheid van de verzamelde gegevens. Fase 5 betreft het vervaardigen van de tabellen (output) en het definitieve kaartmateriaal; in totaal worden 94 tabellen gemaakt en in boeken samengevoegd. Gelijktijdig hiermee worden de definitieve kaarten ingekleurd en gereprodu ceerd. Tenslotte wordt in fase 6 overgegaan tot het vervaardigen van de zogenaamde „beknopte 359

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1970 | | pagina 11