vang af eeuwigdurend is geweest. De tins was maar een gering bedrag dat nimmer verhoogd kon worden. Vererving leverde geen bijzondere baten op voor de eigenaar (vgl. beklemrecht, waarbij dit wel het geval is). Maar wanneer een grondeigenaar zijn recht op de grond aan een ander onder de levenden overdroeg ("handwis- sel") dan kon de oorspronkelijke eigenaar het grondgebruik wel naasten. Hij hoefde daar ech ter geen gebruik van te maken en deed dit dan ook vrijwel niet. Maar in dat geval moest aan hem de dertiende penning worden voldaan, dus 1/13 van de verkoopsprijs of van de waarde van het gebruiksrecht. In de loop der eeuwen zijn geleidelijk de tinsen verdwenen, wellicht door afkoop, maar het naastingsrecht bij hand wissel bleef, maar kon dus vervangen worden door incassering van de dertiende penning. Bij toepassing van het naastingsrecht werd nader hand de koopprijs van de grond betaald. Men vermoedt dat de Heren van Abcoude een gedeelte van hun recht hebben overgedragen aan het Kapittel van St. Pieter te Utrecht terwijl het resterende gedeelte in het midden der 15e eeuw in handen kwam van de bisschop van Utrecht. Dit laatste gedeelte is daarna aan de Staten van Utrecht gekomen. Deze hebben in 1715 een aantal heerlijkheden verkocht, o.a. Abcoude- Staten Gerecht, Baambrugge, Vinkeveen en Kamerik, waarbij naastingsrecht en dertiende penning als afzonderlijke bevoegdheden werden genoemd. Het naastingsrecht is op de achter grond geraakt maar de dertiende penning be paald niet. In 1960 heeft de heer J. H. van Walbeek uit Baambrugge een verzoekschrift tot de Minister van Justitie gericht om het recht via een wet op te heffen. Hij geeft daarbij een aantal details waaruit o.m. blijkt dat als eigenaar van het recht zelfs de Staat optreedt, vertegenwoordigd door de Inspecteur der Domeinen te Utrecht. Dit geldt dan voor een deel van Abcoude (Abcoude secties A, B en C) en Vinkeveen sectie F. De Staat heft daar naar 1/13 der grondwaarde minus gebouwen en beplantingen, terwijl bij overdracht zoveel mogelijk een afkoopregeling wordt toegepast. Deze gebouwen en beplantin gen dienen steeds te worden weggedacht, het betreft van ouds steeds uitsluitend de grond zonder meer. Voor een ander deel van Abcoude, nl. Baam brugge, is het recht in handen van een aantal particulieren, rechtsopvolgers van een 12-tal mensen die in 1850 het recht kochten voor 3500 van de toenmalige ambachtsheer. Deze hebben de grondeigenaren onmiddellijk een af koopmogelijkheid aangeboden (zouden ze alle maal meedoen dan moesten ze 3,00 per bun der betalen, zou slechts 2/3 mee doen dan werd de afkoopprijs 4,00). Men mocht zelfs in drie termijnen voldoen. Slechts enkele eigenaren heb ben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt wat wel begrijpelijk is omdat het recht niet verschul digd is bij vererving, terwijl verkoop van agra rische grond in die tijd weinig voor kwam. Dit betekent overigens dat in een oorspronkelijk af gerond gebied gaten zijn gevallen wat uitoefe ning van het recht moeilijker maakt. En waar van deze afkoop bij de boekhouding van het kadaster niets bekend is, zou het in de praktijk kunnen zijn voorgekomen dat percelen zijn ver enigd waarop wel en niet het recht rust. Voor dit gebied schijnt de heffing vrij willekeurig te geschieden. In Vinkeveen bedraagt de heffing 1/13 van de verkoopprijs maar wordt 20% korting verleend bij betaling binnen 14 dagen. Hier doet zich echter de moeilijkheid voor dat niet precies be kend is welke percelen nog onder het recht val len. Voor Kamerik en De Houdijk is het recht ook in handen van particulieren waarbij men als uitgangspunt voor de heffing van het recht heeft de belastbare opbrengst ongebouwd en de koopprijs. Zeker is dat de toepassing van de heffing van het recht nogal verschillend is, wat bij het vast stellen van een afkoopregeling ongetwijfeld gro te moeilijkheden zal opleveren. Een volgende moeilijkheid is dat sommige gronden (in de toe komst) veelvuldig overgedragen worden, andere vrijwel niet (grote boerenbedrijven). Wanneer een zoon-gebuiker erft, is geen recht verschul digd, maar draagt de vader hem het goed bij leven over dan is het volle bedrag verschuldigd. Brengt men verbeteringen aan de grond aan dan stijgt de verkoopsprijs maar daarmede ook de heffing. Laten we hopen dat de thans ingestelde com missie er in zal slagen een voor allen aanvaard bare regeling te vinden, die, in een wet vastge legd, een eind zal maken aan dit voor historici interessante oude zakelijke recht. Ik meen dat in dezelfde provincie nog een oud zakelijk recht op percelen rust, nl. "het recht van zilver geld", te vergelijken met grondrente maar waar ook een naastingsrecht aan verbonden zou zijn. 357

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1970 | | pagina 9