OPGAVEN MET LANDMEETKUNDIGE INSLAG Opgave 42 Dezelfde drie heren als de vorige keer hebben de moed opgebracht de opgave geheel uit te werken en haar in te zenden met goede resul taten. Een laat zich wel ontvallen, dat hij de oplossing van het vraagstuk tijdrovend heeft gevonden. De andere inzenders hebben, gezien de omvang van hun berekeningen, er ook veel tijd voor over moeten hebben. Toen mij de opgave ter hand werd gesteld, werd er bij verteld: een oplossing voor dit ver deelvraagstuk is te vinden in Leerboek der la gere geodesie van M. de Vos, en wel op blz. 239. Zelf heb ik deze methode toegepast en de opzet van mijn berekeningen daar dan ook op ingesteld. (In die leerboeken van vroeger tijd is nog wel eens iets leerzaams te ontdekken!) Ik heb mij bij de plaatsing afgevraagd met wel ke methode(n) mijn inzenders mij zouden ver rassen. In het algemeen met inderdaad nogal bewerkelijke. Iteratie is door niemand toege past, al is wel op de mogelijkheid gewezen. Ook heeft slechts een van de inzenders er aan ge dacht dat er theoretisch twee oplossingen mo gelijk zijn. Om een keus daaruit te maken dien de het gegeven: de zijden 17-15 en 15-13 (zijn) elk ruim 150 m. Om te beginnen wil ik de door mij toegepaste rekenwijze bespreken. De door cijfers aange duide punten heb ik vervangen door letters: -4 12, £>=13, C=15, B 17, P=26, 0 36 en 7 31, omdat dit prettiger werkt dan met cijfers. De vierhoek ben ik gaan berekenen in een plaatselijk stelsel met A als oorsprong en AD als positieve x-as. Voor AD heb ik als voorlopige lengte aangenomen 300 m. Deze heb ik zo groot gekozen dat bij de later nodig zijnde transformatie een /- kleiner dan 1 zal optreden. Na de bepaling in het plaatselijk stelsel van de coördinaten van C (op alle details ga ik niet in, er is meestal meer dan een wijze van be rekening) is B aan de beurt. B ligt op de cirkel op de zijde AD die A B bevat. Allereerst dus de straal en de coördinaten van het middelpunt M van die cirkel bepalen en het voetpunt N van de loodlijn daaruit op CB neergelaten. De af stand NB kan nu zowel naar links als naar rechts worden uitgezet. Het eerste geeft BC 173,856 m, het tweede 66,823 m, terwijl in het plaatse lijk stelsel CD 169,151 m is. BC en CD moe ten van dezelfde orde van grootte zijn. Alleen het eerste punt B voldoet aan de gegevens van ons vraagstuk. In het gegeven stelsel berekenen we BC 155.301, waarna we de coördinaten in het plaat selijk stelsel vermenigvuldigen met de factor 155,301 173,856. Voor de coördinaten van de hoekpunten van de vierhoek ABCD vinden we aldus A 0,000 0,000 B 97,961 225,938 C 231,481 146,623 D 267,983 0,000 en na gelijkvormigheidstransformatie met B en C als aansluitingspunten P 159,773 +261,739 Nu zijn we aan het verdeelvraagstuk toe. We snijden BC met AD \n E. Van A QET stellen we de gewenste grootte vast opp. A CED 1/2 opp. vierhoek ABCD). Vervolgens trek ken we PV//EA en denken ons SV zodanig EU getrokken, dat opp. parall. VUES opp. A QET of UV=ES= °PP' ypQET (UV 132,677 m) Om nu ST te berekenen, bedenken we dat opp. A TZS opp. vierhoek ZVUQ opp. A ZVP opp. A QUP. Omdat deze drie driehoeken gelijkvormig zijn verhouden de oppervlakten zich als ST- PV2 PU2, waarna de lengte ST volgt uit ST> PV2 PU2 (ST 223,602 m). De coördinaten van Q vinden we door snij puntsberekening van TP en CB. In het verkleinde plaatselijk stelsel volgen hier de coördinaten voor Q en T Q +150,140 +194,942 T +122,030 0,000 21

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1971 | | pagina 21