Alle bladen van de „Speculum" dragen de een voudige signatuur: G. de Jode, zonder enige toevoeging. Zou hij hier inderdaad tegelijk teke naar, graveur, drukker en uitgever zijn geweest? Ook dat komt zelden voor. Kaartbladen en boe ken uit zijn drukkerij dragen overigens alle mo gelijke aanduidingen, als b.v.: impressa per G. de Jode, vaeneunt a G. Judaeo, extant apud G. de lode, Prostant apud G. Judaeum, excu- debat G. Judaeus, wtghegheven door Geraert de Jeude, opera G.I. tabula ad unguem depicta etc. etc. Een lijst van belangrijke stukken, die zijn druk kerij verlieten, vindt men bij Fern, van Ortroy, L'oeuvre cartographique de G. et C. de Jode, 1914. Het zijn er te veel om hier te vermelden en voor ons onderwerp ook minder belangrijk. Van hem zijn vier verschillende plaatsaandui dingen bekend, hoewel dit nog niet behoeft te betekenen, dat hij in vier verschillende huizen heeft gewoond. Het zijn: (1562) „supra borsam nouam"; (1563 - 1567) „in borsa nova"; in het colophon van zijn Speculum 1578: In platea vulgo dicta de Catelyne Vesten, ad intersigne Floreni aurati, in aedibus Gerardi de Jode (in 1584 wordt dezelfde straat genoemd); en vol gens Plantijn was hij gevestigd „In de Catte by de Borse" (vgl. Certijicats délivrés aux Impri- meurs, Anvers 1881). Na zijn dood werd speciaal de prentenhandel voortgezet door zijn weduwe en zijn kinderen. Naar het voorbeeld van verschillende boek- en kaartverkopers als b.v. Plantijn en Van Kers bergen had ook Gerard de Jode een stand op de jaarbeurs in Frankfort a/M (evenals later zijn zoon Cornelis) in 1593 - 1594. Voor wat de kartografie betreft, nemen vader en zoon (Cornelis) een markante plaats in, maar zelf hebben zij (op het terrein) geen enkele kaart gemaakt, de vader evenmin als de zoon. Alleen de wereldkaart van de zoon van 1589 vertoont originele karaktertrekken; alle andere, voorzover wij die kennen, zijn werkstukken van anderen. De Italiaan Gastaldi is één van de kar- tografen van wie Gerard het meest geleerd heeft: zo b.v. de wereldkaart 1555; Italië 1568, Azië, Afrika en Italië uit de „Speculum orbis Terrae". Zij retoucheerden, tekenden, graveer den, of vertrouwden een en ander toe aan met zorg gekozen vakmensen. Zij waren, naar het voorbeeld van Ortelius, zeer bekwame verzame laars. Aldus hebben zij aan het nageslacht een serie zorgvuldig bewerkte kaarten nagelaten, van welke de kopieën ons de originelen naderbij kunnen brengen. Als handelaren in en uitgevers van kaarten hadden zij in Antwerpen een be voorrechte plaats, die zij deelden met Abraham Ortelius, Philippe Galle, Jerome Cock, Jan Baptist Vrients e.a. Met de zaak van Plantijn stonden zij in regel matige relatie (Christ. Plantijn had de grootste drukkerij en boek- en kaarthandel in zijn tijd). Die relaties klimmen op tot 31 januari 1558 blijkens Journ. 1558 -1561 van Archives Plantin", Reg. XXXV; Ze zijn met enkele onderbrekingen voortgezet tot 16 juni 1600. Tussen hen had een zakelijke uitwisseling van kaarten, atlassen en globes plaats. Hun atlas van 1569 had niet het succes, dat hun losse kaarten hadden en dat die atlas, later ge completeerd, eerst in 1578 uitkwam, zou vol gens Dr. Denucé een gevolg zijn van het feit, dat Ortelius zijn concurrent uitkocht met 265 florijnen en aldus de publikatie tegenhield. Aan gezien zij echter met hun „Speculum" 1578, evenzeer als met de gereviseerde uitgave 1593, afweken van de door Mercator en Ortelius ge schapen traditie, zowel voor wat het formaat als de stijl van graveren betreft, schijnt ook daarom de uitgave niet zo in trek geweest te zijn. Genoemd bedrag van 265 florijnen staat ver meld in Reg. XX van Gr. Livre 1582 - 1589, dd. 17 maart 1588, van Plantijn. Er is niet ver meld, waarvoor het geld gediend heeft en men mag dus twijfelen aan de hypothese van Dr. Denucé. Van Ortroy twijfelt er aan op grond van de verhouding die er tussen De Jode en Ortelius bestond. Het is b.v. bekend dat Ortelius zich aan het begin van zijn carrière tot De Jode wendde voor de publikatie van zijn wereldkaart 1564 en volgens P. J. H. Baudet, Leven en werken van W. J. Blaeu, Utrecht 1871, heeft Gerard de Jode Ortelius geholpen bij de samen stelling van diens atlas. De goede verhouding schijnt echter niet lang geduurd te hebben: door De Jode is in 1571 een kopie gemaakt van Or telius' „Nova totius terrarum orbis descriptio" (onder welke omstandigheden kunnen wij niet nagaan); Ortelius liet, zeker van 1567 af, de „Asiaenova descriptio" van De Jode van zijn persen komen (vgl. Dr. W. Ruge, Aelteres Kart. Material in deutschen Bibliotheken; 4er Bericht ueber die Jahre 1906 - 1909no. 86), en toen Ortelius in 1570 bij Eg. Coppens te Diest de eerste editie van zijn „Theatrum orbis terrarum" drukte, vermeldde hij in de ca talogus auctorum noch de kaarten van Duits land 1569 van De Jode, omtrent de herkomst van welke men nog van mening kan verschillen, noch de losse kaarten, die talrijk genoeg in de Jode's atelier waren gereproduceerd. G. de Jode behandelde zijn rivaal op gelijke wijze: hij maakte zelfs geen toespeling op de verzameling kaarten van Ortelius in diens „Thea- 7

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1971 | | pagina 7