te overzien is, hetgeen fouten voorkomt en de
berekening eenvoudiger en dus sneller is. In de
praktijk is wel gebleken, dat bij eerste verken
ning een centrering soms zeer ingewikkeld lijkt,
maar bij verdere verkenning veel eenvoudiger
kan worden opgezet.
In gebieden waarin zich weinig hoge punten
bevinden, heeft de Rijksdriehoeksmeting deze
leemten opgevuld met R.D.-stenen, vierkante
stenen zuilen met een ingehakt kruis aan de
bovenzijde. Onder deze R.D.-steen bevindt
zich een stenen plaat, ook met een ingehakt
kruis, waaruit men de R.D.-steen kan contro
leren bij eventuele verzakking. Bij de belang
rijkste van deze punten worden extra verzeke
ringen, betonblokken met vastleggingsboutje,
in de directe omgeving van het punt ingegraven.
Hierna volgt een beschrijving van de meest
voorkomende gevallen, die zich bij een centre
ring voor kunnen doen en wel van het eenvou
dige tot het meer ingewikkelde type.
Het principiële van een centrering is het vinden
van het argument en de afstand van het in co-
ordinaten bekende punt naar een te bepalen of
te controleren punt. Het meest eenvoudige voor
beeld van een centrering is dus het bepalen van
een onbekend punt P uit een bekend punt C
door middel van richting en afstand.
In fig. 1 kan men in C het vergelegen punt O,
dat in het R.D.-stelsel bekend is, als oriëntering
meten, tevens de richting naar het punt P en de
afstand CP. In fig. 2 meet men in het onbekende
punt P de oriëntering O, de richting naar C en
de afstand CP. In beide gevallen kan men nu het
punt P in coördinaten berekenen met dit ver
schil, dat men in het eerste voorbeeld direct het
argument van C naar O kan berekenen en in het
tweede voorbeeld moet men eerst de overgang
van de oriëntering O van C naar P bepalen, om
dat P niet in coördinaten bekend is. Deze voor
beelden komen in de landmeetkundige praktijk
vrij veel voor. Het gebeurt immers nog al eens
dat men door een gewijzigde topografische toe
stand van het terrein niet meer op een oud R.D.-
of snelliuspunt kan meten, maar op een excen
trisch punt wel.
Ingewikkelder wordt het echter, als men te
maken krijgt met ontoegankelijke punten. Het
direct meten van richting en afstand is dan niet
meer mogelijk en men zal dus het argument en
de afstand van het bekende naar het onbekende
punt moeten verkrijgen langs indirecte weg.
De meest voorkomende gevallen van dit type
zullen hierna behandeld worden. Bij al deze
voorbeelden zullen we er vanuit gaan dat Vastl.
1 in coördinaten bekend is en alle andere punten
hieruit bepaald of gecontroleerd moeten wor
den. Laten we er verder van uitgaan, dat alle
hierna volgende centreringen plaats vinden op
of bij kerktorens, waarvan het Centrum (C) de
stang is op de spits. Voor andere hoge gebouwen
geldt natuurlijk dezelfde gang van zaken.
T weepootcentrering
C P
0
Fig. 1.
Basis Noord