■hi6"/! Af31" vermelding van de codering bij elk punt. Het kan noodzakelijk zijn bij één punt meerdere coderingen van soms elk vijf cijfers met twee haakjes te plaatsen. De V.P.'s krijgen naast hun codenummers (zie hiervoor) later ook nog het definitieve grondslagnummer. De detailpun ten worden genummerd tijdens de terrein op name. Tevens kunnen tijdens de opname con trole-, eigen- en blokmaten genoteerd worden bij de figuratie. Deze maten kunnen ook vóór of na de meting opgenomen worden. Het is echter wél van belang de tijd tussen de de tailopname en de meting van de controlema- ten zo kort mogelijk te houden. Door opname en meting van gestoorde identieke detailpun ten kunnen nl. in het programma „controle eigenmaten" grote verschillen ontstaan. Voor de verwerking van de metingsstukken is voorts van belang dat op de veldwerken slechts gehele percelen voorgesteld worden. Dit is niet altijd mogelijk. In dit stadium van voorbereiding dienen de mark-scanning formulieren „veelhoeksmeting" en „detailmeting" en de hoofdkaarten (t.b.v. gegevens voor grondslagberekening) beschik baar te zijn. Enige oefening hiermee is m.i. zeer nuttig, vooral voor de secretaris van de opnameploeg. De formulieren „groottebepaling, kaartering, controle eigenmaten" kunnen na de detailmeting besteld worden. Zij worden pas gebruikt na de berekening van de veel hoeken. Samenstelling van de meetploeg Bij het samenstellen van de meetploeg was het uitgangspunt een opname die continu zou kunnen „draaien". Dat wil zeggen dat vanaf het moment waarop de tachymeter is opge steld tot en met het controleren van de be- ginoriëntering ongestoord gericht, ingesteld, afgelezen en genoteerd kan worden. Zodoen de zal het tempo van de opname maximaal benut kunnen worden. (Deze opzet wordt m.i. in de komende jaren belangrijker naarmate naast de apparatuur, zoals Wild Distomat, Co detheodoliet Fennel FLT 3, Zeiss Reg Elta 14, Kern Codetachymeter, vooral de manuren kost baarder worden. Vergelijk (12), (13), (14 blz. 3), (15). De baaklopers dienen dus degelijk geïnstru eerd te zijn (11). Een goede introductie is bij wijze van spreken het halve werk! Alle mede werkers zullen zich moeten realiseren wat en waarom gemeten wordt, hoe, waar en wanneer. De meetploeg bestond uit zes leden: technisch ambtenaar, waarnemer (opnemer), secretaris, twee baaklopers en een assistent (vergelijk de ploegsamenstelling bij (12) en (7) bv.) Het is m.i. afhankelijk van de capaciteiten en het karakter van de ploegleider of een grote ploeg (tijdwinst, maar kostbaar) kan worden ingezet of een eenvoudiger ploegsamenstel ling gekozen dient te worden. Tevens is te overwegen regionaal vaste tachymeterploegen te vormen. Deze kunnen immers voldoende routine verwerven voor een vlotte opname. Het vervoer kan per autobusje geschieden. De zesde man (assistent) werd bij uiteenlo pende werkzaamheden ingezet tijdens de op- 57 365 (roder) mr, I v G Lard.no "yheidstroat -i Fig. 3. Veldwerkdetail. Concentratie bij doelmatige apparatuur. Geoefende tachymeterploegen zullen efficiënter kunnen werken met kostbaarder instrumentarium, zo als Wild Distomat en zelfregistrerende opname-appa- ratuur.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1971 | | pagina 5