na de bundelverschuiving langs de verbindings lijn der opnamecentra. Met het bekende meet kundig resultaat: de vorming van een schaalmo del van het terrein. Er volgt uit dat de constructie van zo'n schaal model mogelijk is door plaatsing van beide stralenbundels in een bepaalde onderlinge stand, waarvoor dan een geëigend uitwerkinstrument moet worden gebruikt. Het is daarbij nodig cor responderende stralen te identificeren. Dit zijn stralen, die elkaar in de opnamesituatie in het zelfde terreinpunt sneden en op de linker en rechter foto corresponderende fotopunten deden ontstaan (zie foto 3). Men heeft dus in de correspondentie van foto- punten het middel om corresponderende stralen van beide bundels te onderkennen. Het vraag stuk, hoe de beide stralenbundels ten opzichte van elkaar moeten worden geplaatst, opdat de corresponderende stralen elkaar snijden tot een snijpuntenfiguur, heet het vraagstuk van de relatieve oriëntering van beide stralenbundels. De afstand tussen de toppen der bundels, de ba sis, doet daarbij niet ter zake. Deze afstand be- invloedt alleen de schaal van het bereikte schaalmodel van het terrein. De relatieve oriëntering wordt bepaald door vijf elementen, zodat zij tot stand gebracht is bij het tot snijding brengen van vijf paar corres ponderende stralen. Om dit model op de incidentele schaal l:s te herleiden tot een kaart op de gewenste schaal 1 :s', wordt het model op deze kaartschaal ge bracht door de basis te wijzigen, waarna het in een met de terrestrische verticaal corres ponderende richting geprojecteerd wordt op een kaartvlak. Door de zg. absolute oriëntering van het bij de relatieve oriëntering verkregen model is aldus de juiste situatie voor het kaarterings- proces verkregen. Hiermede zijn de principes van de zgn. beel- denpaarmethode behandeld. Er worden geen principiële eisen gesteld aan dc stand der luchtfoto's tijdens de opname, noch aan het te kaarteren terrein, zodat deze methode altijd is toe te passen. De uitwerking vereist echter een kostbaar uitwerkinstrument. Voor bijzondere situaties kan men volstaan met de eenvoudiger enkelbeeldmethode, die thans zal worden afgeleid en wel opnieuw via de meet kundige eigenschappen van stralenbundels. Liggen namelijk de L-punten in een plat vlak (het 7'-vlak), dan zal het schaalmodel, gevormd door de m-punten krachtens eigenschap A even eens in een plat vlak liggen (het m-vlak). Men zie hiervoor fig. 5, waaruit gemakkelijk het be wijs volgt, dat deze twee vlakken evenwijdig zijn Wordt omgekeerd een stralenbundel L gesneden door een plat vlak T, bevattend de L-punten, dan vormt de onderlinge situatie van de snij punten der stralenbundel met een aan het T- vlak evenwijdig vlak m een schaalmodel van de Foto 2. Opname-camera.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1971 | | pagina 11