Kadaster naar automatisering pluimpje geven dat zo weinig piketten, zelfs nu, na meer dan een jaar, gestoord zijn. Voor de huizenbouw was nog meer nodig dan alleen de piketten op 3,50 m achter en 3,00 m voor de woning. Aanvankelijk was het de bedoeling deze piket ten te gebruiken tot de funderingen klaar wa ren en dan de maten over te brengen op de funderingsbalken, nl. de juiste middens en hoogten; het bleek echter moeilijk voor de zgn. funderingsploeg de hoogte en plaats van de funderingen uit deze piketten te halen. Ook nog andere oorzaken noodzaakten ons de piketten na de uitgraving van de bouwputten over te brengen in de bouwput en wel op 1 m uit de kop van de funderingsbalk en op een hoogte van 2,80 m NAP. Deze piketten, ook weer met een spijkertje, werden meteen van een beveiliging, waarvoor o.a. rood-witte tonnen werden gebruikt, voor zien. De correcties vonden op dezelfde wijze plaats als bij de eerste plaatsing. Nadat nu de fun deringsbalken werden gestort (fig. 10), werden de maten overgebracht op deze fundering, (fig. 11, fig. 12) waarna voor ons het werk af was. Het is begrijpelijk dat al deze landmeetkun dige werkzaamheden worden uitgevoerd in combinatie met andere werken, omdat, nu de wegen en rioleringen enz. zijn aangelegd, de werkzaamheden aan de huizen geen volledige dagtaak voor een meetploeg vormen. Er is over zo'n groot werk natuurlijk nog veel meer te vertellen, maar de kans is groot, dat ik dan in herhaling verval. Het enige wat ik u nog wil aanraden, gaat u er eens kijken wanneer u tijd heeft. Het is echt de moeite waard. Onderstaande bijdrage van ALuinge is een reactie op het artikel van A. L. P. Rietberg - Kadaster naar automatisering - dat ver scheen in Geodesia 1971-3, blz. 55 e.v. De heer Luinge is hoofd systeemanalist van het automatiserings-, advies- en servicebureau RAET. Het is toe te juichen dat vanuit de dagelijkse praktijk verslag wordt gedaan van opgedane ervaringen. In het verslag van de heer Rietberg komen enkele behartenswaardige facetten naar voren. Deze hebben betrekking op de organisatie van de meting, op de meting zelf en op de door RAET in het kader van een hermeting ver richte werkzaamheden, zoals bijvoorbeeld de opmerkingen over het formeren van een vas te meetploeg en het aanstrepen van de nul positie. Bepaalde ervaringen werden in het artikel on juist weergegeven, waardoor hier en daar een verkeerde indruk wordt gewekt. Om dit te voorkomen zullen enkele kritische aantekenin gen worden geplaatst onder vermelding van de tussenkop van het betreffende gedeelte in het oorspronkelijke artikel. Inleiding De indruk wordt gewekt dat het gebruik van de mark-scanning formulieren typerend is voor automatische verwerking van gegevens. Dit is niet juist; kenmerkend is het gebruik van een computer. De mark-scanning formulieren wor den alleen gebruikt om de verzamelde gege vens zodanig vast te leggen, dat met slechts weinig handwerk de gegevens in een voor de computer leesbare vorm kunnen worden ge bracht. Uitkomsten der berekeningen Op een mark-scanning formulier „Detail" kun nen de gegevens voor maximaal acht detail punten worden genoteerd in 80 posities. (Veelal worden minder dan acht detail pun ten ingevuld.) Voor andere gegevens, zoals standplaats en richtpunt zijn nog eens tien po sities beschikbaar. Praktisch alléén als van de laatst bedoelde tien posities er één onjuist is aangestreept, worden alle (niet altijd acht) op dat formulier verzamelde detailpunten fout be rekend. Er wordt ten aanzien van het gebruik van de Wild Distomat de indruk gewekt dat voor het aanstrepen van de elevatiehoek ruimte is ge reserveerd. 143

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1971 | | pagina 11