Voor wat de globes betreft, P. werkte mee aan, was misschien wei de auteur van, de hemelglo be van Van Langren uit het jaar 1589 (vgl. Paulus Merula, Cosmographia 1605). Aan Hon- dius verschafte hij voor een hemelglobe de waarnemingen van Pieter Dirksz Keizer, maar op werkstukken van 1600 en 1601 ontbreekt weer zijn naam. Meer zekerheid omtrent zijn auteurschap is er met betrekking tot de door Pieter van der Keere of Kaerius in 1614 uitge geven globe (hier is nl. het adres aan de lezer gericht van P., terwijl op de er bij behorende hemelglobe zijn naam is vermeld). Volgens de legende verrichtte P. zelf sterrewaarnemingen. Of de mening van Dr. Wieder juist is, dat eveneens een aardglobe van 1621, uitgegeven door Johs Janssonius en gegraveerd door Goos, aan P. moet worden toegeschreven, weten wij niet. Wieder's argument is zwak: Guyana op deze globe draagt de naam Germa- nia Inferior, dus dezelfde naam als Plancius gebruikte op zijn wereldkaart van 1607. Toen in 1594 bekende Amsterdamse kooplieden de „Compagnie van Verre" hadden opgericht, was hun doel Nederlandse schepen om de Kaap naar Oost-Indie te sturen, maar dit geschiedde na „de saecke ten overstaen van den eersae- men Petrus Plancius rijpelijck ende met alle syne leden naerder geexamineert" te hebben. Bodartius en Pontanus noemen Plancius „de principalste Autheur ende aandrijver". Volgens Gerrit de Veer was P. een vermaert Cosmo- graphus, die de principale ordre van de (schip- vaert) coursen gheordoneert heeft gehadt en Jeannin, toenmalig gezant in de Nederlanden schrijft in 1608 aan de koninklijke geheim schrijver de Villeroy dat Plancius een groot kosmograaf is en een bekwaam Indië-kenner. De voorbereiding voor de reizen duurde lang, misschien wel drie jaren. Dat kartografisch de zaak in goede handen was, blijkt uit een in perkament gebonden handschrift. Hierin bevindt zich ook de „Memorie bij Plancio gemaeckt". J. C. M. Warnsinck heeft een en ander gepu bliceerd (zie voor een latere redactie een exemplaar in het Rijksarchief en de Jonge, Op komst van het Nederl. gezag in Oost-Indië, dl. I; dit exemplaar is zeker van Plancius' hand). In deze stukken wijst hij op de afwijking van het kompas van het ware Noorden af naar het N.W., hij vertelt van de nauwkeuriger Merca- tor-kaarten en adviseert gebruik te maken van zijn astrolabium catholicum met beweegbare wijzer en verschuifbare arm, een instrument, door Gemma Frisius uitgevonden. Het wordt beschreven in een boekje, dat zijn zoon in 1556 uitgaf. Op de „zeevaartkundige les", die we hier afdrukken, heeft Plancius zo'n astrolabium in de hand. s Simon Stevin ontving van Plancius „den hooch- geleerden Eertrijcxschrijver" een „tafel der Naeldwisinghen". Waarschijnlijk is deze tafel samengesteld uit waarnemingen van verschei dene schippers. Het is niet zo, dat al zijn tijd genoten enthousiast zijn over P.'s methode. Zo 171 Zeevaartkundige les door Plancius met meetattributen (kompas, Jacobsstaf, astrolabium catholicum), voor komende in Colom's Groote lichtende Colom, een zeeatlas van 1652. Plancius gaf meestal thuis les. (Foto Ned. Hist. Scheepvaartmuseum, Amsterdam.) Astrolabium met beweegbare wijzer en verschuifbare arm, ook wel astr. catholicum genoemd, zoals Plan cius er één in zijn hand heeft op de afbeelding van de zeevaartkundige les. Het is beschreven door een zoon van Gemma Frisius in 1556 als een uitvinding van zijn vader.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1971 | | pagina 11