5) resp'T'zT' L' e" benaderde coördinaten voor de opnamestand plaatsen en de richting van de hoofdas as door de projectiecentra en beeldhoofdpunt), welke waarden als startwaarden voor de regres sieanalyse zijn te beschouwen. Door de aanname van een 2-dimensioneel as senstelsel met één as (L) langs de hoofdas gaat formule I over in: Zie figuur 4. S c dx dx0 dc dS0 L L De coëfficiënten van dx0, dc, dS0, dL0, dep zijn eenvoudig te berekenen. Door middel van een regressieanalyse verkrijgt men de waarden voor de correcties dxn, dc, dS0, dL0, dep. Gebruikt is de lineaire regressievergelijking: B3X Y B0 BlX1 B2X 2 waarin Y afhankelijke variabele Y,X4 onafhankelijke variabelen B,Xt, S c cS c) B0 B4 onbekende regressiecoëfficiënten resp. dx0, dc, dS0, dL0, d^. Het is duidelijk dat het berekenen van de in wendige- en uitwendige oriënteringselementen een iteratieproces is. De berekeningen zijn gedeeltelijk uitgevoerd m.b.v. een elektronische calculator, Olivetti P 203, gedeeltelijk via een Time-Sharing termi- nalverbinding op de GE-265 computer te Stock holm. Resultaten kalibreringsberekeningen Film station X Y camera- constanten beeld hoofdpunt Metzei 85207.60 26638.40 8.500 mm 3.089 mm uit beeld centrum Liljeholm Grandin 85248.67 85161.90 26191.76 26229.75 58.930 mm 45.240 mm beeld centrum beeld centrum 2.cdL0 edep N.B. In de camera's van Liljeholm en Grandin is het beeldhoofdpunt gefixeerd in het beeld centrum, vanwege de grote cameraconstante (sterke correlatie tussen dx0 en dep). Projectieberekening Voor elk beeld is de richting van de hoofdas berekend m.b.v. de waarden voor de inwendige- en uitwendige oriënteringselementen en de beeldcoördinaten van de referentiepunten, ge meten met de stereocomparator. Nu kan men voor elke lichtstraal (de lijn beeldpunt - pro jectiecentrum - voorwerp) de richting bereke nen. Deze berekeningen zijn geprogrammeerd voor en uitgevoerd in Viak's IBM 1130. De output bestaat uit een automatisch op schaal gekaarteerde stralenbundel van de detailpunten van de auto's en wel voor elk beeld van de drie aktuele filmgedeelten. Synchronisering van de films De beelden van de drie films zijn genummerd vanaf het moment dat het linkervoorwiel van de BMW de weg afraakt en terug in tijd. De syn chronisatie van de nummering is nu gedeeltelijk afhankelijk van de beeldfrequentie van de came ra's en de keuze van het beeld waarop de BMW van de baan raakt. Het tijdsverschil tussen de drie films is zo be paald dat de snijding van de drie stralenbundels altijd de minste afwijkingen geeft ten opzichte van de grafische schaalmodellen van de auto's zelf door middel van inpassen op de kopieer- spiegel. Zodoende is bijvoorbeeld de beeldcom binatie M30, L30, G32, ca twee seconden voor het van de baan geraken mogelijk. Nauwkeurigheid Een diepgaande analysering van de nauwkeu righeid is niet mogelijk voordat de camera's onder laboratoriumomstandigheden gekalibreerd zijn. Aan de hand van de uitgevoerde bereke ningen voor de inwendige- en uitwendige oriën teringen is het mogelijk de standaardafwijking van de beeldcoördinaten te schatten op s0 0.02 - 0.03 mm. Voor de vormberekening van de stralenbundels betekent dit een zijdelingse 164 Figuur 5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1971 | | pagina 4