zeer ervaren geweest in Theologia ofte in de
wetenschap der heiligher Schrift, maer hij is
oock in chronologia sacra promisa, als oock
in verscheijdene vreemde talen seer expert
gheweest, als mede in alle Mathematische we
tenschappen, ende besonderlick in Astrologie,
ende in Geographia, blijckende uijt verscheij
dene voortreffelijcke sijne wercken ende caerten,
bij namen uijt die groote algemeijne Werelts-
kaerte, welcke hij Ano 1592 in druc heeft uijt-
ghegeven, nae de welcke na der hand vele an
dere van verscheijdene Caertsnijders sijn ghe-
maeckt".
Het is moeilijk te zeggen waarom precies een
predikant zo'n intensieve beoefenaar van de
kartografie werd, maar de voorwaarden hier
voor lagen wel gunstig, toen hij in Amsterdam
een vaste werkkring gevonden had en hij veel
geld had gestoken in handelsondernemingen.
Hij kan zich toen bewust zijn geworden van de
dwingende noodzaak van goede kaarten voor de
zeeman. Daarmee samenhangend moet hij ook
begrepen hebben van hoe groot belang het was
dat men een goede methode kende voor een
nauwkeurige plaatsbepaling op zee. P. werd al
spoedig het intellectuele middelpunt van de
Hollandse expedities naar Oost en West; hij
gaf adviezen ook voor reizen naar het Noorden.
De Plancius-medaille van 1913 getuigt er van
(zie T.N.A.G. 1913). Dat hij financieel bij on
dernemingen betrokken was blijkt voorzover
het de „Compagnie van Verre" betreft uit
de notariële stukken, welke Dr. J. G. van Dil
len vond in het Amsterdamse archief. Het be
drag van 290.000 gulden, daar genoemd, was
niet door bewindhebbers, maar door anderen
ingelegd. De naam van P. is in deze stukken
vermeld.
Hij is bijna 40 jaren in Amsterdam geweest.
Tijdgenoten van hem waren de noord-Neder
landse geografen Willem Blaeu, Hessel Gerrits,
Jan Huygen van Linschoten en Willem Barents
(evenals Pieter Dirksz. Keizer, opperpiloot van
de Houtman-reizen, behorende tot zijn beroemde
leerlingen). Hij werkte samen met bekende uit
gevers als Jodocus Hondius (Geodesia 1964-2
en 3) en Cornelis Claeszoon, terwijl voor het
onderzoek naar de juiste methode van lengte
bepaling o.m. Simon Stevin tot zijn medewer
kers behoorde.
Men vindt zelden zijn naam op de werkstukken
vermeld. Omdat er bovendien veel van zijn ar
beid niet bewaard is gebleven, kent men de
omvang van zijn oeuvre niet goed. Zeker is
wel, dat hij veel buitenlandse connecties had,
een belangrijk kaartarchief bezat en studie
maakte van de bekende zeilaanwijzingen en
scheepsjournalen. Hij verstrekte o.m. kaartge
gevens aan Jacob Fl. van Langren, Jod. Hon
dius, Petrus Kaerius e.a. Hij was één van de
eersten, zoal niet de eerste, die de Nederlandse
zeeman de beschikking gaf over betere zee
kaarten. (Hij bracht de in die tijd bekende zee
kusten in kaart.) Hoewel de Nederlandse kar
tografie waarschijnlijk niet minder oud is dan
die van andere landen, begint zij eerst in de
16e eeuw naar buiten te treden. De behoefte
aan officieel kaartwerk kwam op, waterschap
pen vroegen eigen kartografen, de zeevaart
vroeg eveneens meer voorlichting. Jacob van
Deventer kon reeds een vergelijking van zijn
werk met dat van anderen doorstaan. De at
lassen van Ortelius en Mercator waren gewild.
Het werk van landmeters-kartografen en -inge
nieurs werd wetenschappelijk meer verant
woord. Plancius behoorde tot deze groep. Hij
graveerde niet zelf: dat geschiedde door Jan
van Deutecum Sr. en diens zoon Baptista.
Weldra begon hij de kaarten van Mercator te
verbeteren met behulp van buitenlandse en
Nederlandse gegevens.
Wij noemden reeds de 5 kaarten in de bijbel
van Laurens Jacobsz van 1590. Waarschijnlijk
is dat zijn vroegste werk. Eén van deze bij-
belkaarten was „de Beschrijunghe des geheeler
werelt, van nieus in velen plaetsen verbetert".
Het is voornamelijk een navolging van de door
Rumold Mercator getekende (en het eerst in
1587 uitgegeven in twee halfronden in stereo-
grafische equatoriaalprojectie). Hij sluit zich
hier nog aan bij de onkritische mening van
Mercator omtrent de voorstelling van de Pool-
eilanden, maar op zijn wereldkaart van 1594
doet hij blijken, dat hij reeds beter weet.
In april 1592 bood hij een exemplaar van een
grote wereldkaart aan de Staten-Generaal aan.
Hij ontving daarvoor een gratificatie van
300,In de handel kostte het tijdrovende
werkstuk 3 fl. 10 st. Ook in Engeland werd dit
kartografisch werk gewaardeerd: Thomas Blun-
derville gaf er in 1594 een Engelse beschrij
ving van. De kaart bevat 16 kolommen tekst.
Er verscheen zelfs een herdruk van. In Neder
land werd in 1598 een gewijzigde gravure ge
stoken door Hendrik van Langren. Eerst in
1892 kwam het enige oorspronkelijke exem
plaar te voorschijn op een tentoonstelling te
Madrid. Het bevindt zich (althans enige jaren
geleden nog) in een klooster in Valencia. Jam
mer genoeg ontbreekt de naam Plancius. De
titel van de kopergravure is: Nova et exacta
terrarum orbis tabula geogr. et hydrogr. De 18
bladen hebben samen een afmeting van 146 bij
233 cm. Het is, evenals vele andere uit die
169