Eindexamen '71 HTS voor de Bouwkunde te Utrecht, afdeling Landmeetkunde LANDMEETKUNDE I Tijd: 2j/2 uur Opgave 1. Vermeld van onderstaande bewerin gen of zij juist dan wel onjuist zijn en geef bij elk antwoord een korte motivering. a. Bij het uitbakenen van meetlijnen prefereert men het vooruitbakenen boven het tussenin bakenen omdat daarbij gemaakte onnauw keurigheden worden verkleind. b. Indien de ijktemperatuur van een meetveer hoger ligt dan de meettemperatuur zullen de daarmede uitgezette afstanden te kort zijn. c. Een prisma wordt nog als bruikbaar be schouwd, indien bij de controle daarvan geen grotere afwijking wordt gevonden dan 3 cm per 100 m. d. Een 4-cm-kaart is een geografische kaart. e. In een richtkijker ontstaat parallax indien het beeld van het voorwerp, gevormd door het objectief, valt tussen het vlak van de kruisdraden en het oculair. f. Een nonius is een in gelijke delen gesplitst afleesmiddel waarvan de totale lengte over eenkomt met de lengte van één randdeel. g. De hoofdvoorwaarde van regeling van een waterpasinstrument is dat de richtlijn lood recht moet staan op de as. h. Men waterpast bij doorgaande waterpassin gen uit het midden o.a. om de nulpunts- fouten van de baken te elimineren. i. Men waterpast bij doorgaande waterpassin gen een sectie in heen- en teruggang, ten einde o.a. de regelmatige zakking van de baken te elimineren. j. De roltransporteur kan gebruikt worden bij het kaarteeren van vlaktewaterpassingen, opgenomen volgens de poolcoördinaten- methode. Opgave 2. Bij het gebruik van een planimeter spreekt men over de absolute en relatieve waar de van de noniuseenheid en ook over absoluut en relatief planimetreren. Zet uiteen wat hiermede wordt bedoeld. Opgave 3. Geef een overzicht over de wijze(n) waarop bij het bepalen van de grootte van een perceel de invloed van rek en krimp van de kaart, waar dit perceel op voorkomt, kan wor den uitgeschakeld bij het gebruik van: a. een harpplanimeter b. een halfgrafische methode van groottebepa ling. Opgave 4. A chterwaartse snijding. Van de punten A, B en C zijn de coördinaten gegeven, van het punt P moeten de coördinaten berekend worden. 213 II A III A C IV B

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1971 | | pagina 21