door de vloedstroom meegevoerde, vaste be standdelen (zand - slib), afzetten. Bezien we de lijn AB uit fig. 1 in verticaal doorsnede (fig. 2), dan blijkt daaruit direct welke de gevolgen zijn: a" Indien de gestreepte lijn de aanslibbing voor stelt t.o.v. de bodemlijn AB, dan blijkt dat de aanslibbing boven de laagwaterlijn (LW) ten koste van het kombergend vermogen van de Dollard gaat. Onder kombergend vermogen verstaan we de hoeveelheid water tussen ge middeld L.W. en gemiddeld H.W. die de Dol lard kan bevatten. Vermindering van komberging betekent dat er minder water in- en uitstroomt, waardoor el ders (Eems) door vermindering van stroom- snelheden zand zich eenvoudiger afzet. De vaargeulen gaan anders gezegd verzanden. Het meten van de verandering in komberging wil in landmeetkundige taal zeggen, dat periodiek een vlaktewaterpassing dient te geschieden. Bij het zoeken naar een oplossing zijn twee criteria gehanteerd namelijk: 1. de nauwkeurigheid, deze dient beneden de 5 cm te liggen; 2. De meest efficiënte manier, rekening hou dend met de kostenfactor. Ten aanzien van nauwkeurigheid dienen we te bedenken, dat 1 cm verhoging van de Dollard- bodem indien deze in z'n geheel boven de L.W. lijn zou liggen 1 miljard liter minder kom berging betekent. De methoden die in aanmerking kwamen en nader getoetst zijn t.o.v. de beide genoemde criteria zijn: A. Opname d.m.v. echolood De vereiste nauwkeurigheid is hiermee niet te halen. Proeven en ervaring wijzen uit dat onder gunstige omstandigheden een nauwkeurigheid van maximaal 1 dm te bereiken valt. B. Fotogrammetrische opname Overwogen is het gebruik van een speciale ca mera met een brandpuntsafstand van f 88 mm. De fout in de hoogte werd voor het slikgebied geschat op 0,3°/00 van de vlieghoogte. Dat wil zeggen een nauwkeurigheid in de hoogte van 10 cm bij een vlieghoogte van 350 m. Op deze manier echter zou de hoeveelheid ter- restrisch te verrichten meetwerk nog zeer aan zienlijk zijn, omdat in de vier hoeken van ieder model een in hoogte bekend punt bepaald zou moeten worden. C. Opname d.m.v. laser Deze methode verkeerde in de zomer van 1970 nog in een min of meer experimenteel stadium en zou wegens het zware transport van de baak eigenlijk alleen geschikt zijn voor kleine ge bieden die representatief geacht zouden kunnen worden voor een grote omtrek. Wegens het ont breken van inzicht in het doen en laten van de Dollard, zijn dergelijke representatieve gebie den nauwelijks aan te wijzen. Bovendien was het niet waarschijnlijk dat de vereiste nauw keurigheid hiermee gehaald kon worden. D. Optische vlaktewaterpassing De hiervoor genoemde bezwaren t.a.v. nauw keurigheid en de blijvende hoeveelheid terres- trisch werk, hebben geleid tot het besluit een optische vlaktewaterpassing te verrichten. Daar een dergelijke vlaktewaterpassing al eens in 1952 uitgevoerd was, is onderzocht of we dit nu langs dezelfde raaien zouden kunnen herha len, hetgeen immers zou betekenen dat over de periode 1952-1970 reeds een redelijk betrouw baar inzicht in de verandering van komberging verworven kon worden. Deze reconstructie mislukte, omdat enerzijds de opzet van de meting in 1952 er niet op be rekend was dit na zoveel jaren nog eens te 234 Deltzijl 1795 Figuur 1. H.W /dijk L.W. D Figuur 2.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1971 | | pagina 10