maakt van een kunstmatig eilandje dat voor proeven met stortmaterialen op 500 m ten Oosten van de kabelbaan voor het sluitgat in het water was aangebracht. Dit eilandje be stond uit een kruis van geheide stalen dam- wand met daaromheen allerlei stortmaterialen, zodat dit wel stevig genoeg was om daarop een stalen frame te bouwen waarop onze theodo lieten konden worden opgesteld. Daarbij werd als eis gesteld dat de loopstelling los zou staan van de meetstelling. De zeeg moet worden gemeten in het midden van de vakken tussen de torens. Nadat eerst alle ophangpunten van de kabels èn de opstel plaatsen van de theodolieten in X, Y en Z waren bepaald, kon door het aflezen van de hellingshoek op de verticale rand van de theo doliet (bij voorkeur in 2 kijkerstanden) de hoogte van de kabel in NAP worden bepaald, omdat de horizontale afstand van het kabel midden tot het instrument uit de coördinaten bekend was. Daar de zeeg en daarmee de spanning direct bekend moest zijn, werd ons bureau in Delft verzocht een tabel samen te stellen die voor ieder opstelpunt per centigraad het hoogtever schil aangaf. Later werden deze lijsten aange vuld met o.a. verrekening van de hoogte van het instrument, de correctie van de aardkrom- ming en zelfs zodanig dat (via de kettingregel door de Deltadienst berekend) tegelijk met de zeeg de spanning kon worden afgelezen na interpolatie van de afgelezen hoek. Verder waren op de 3 torens referentiemerken aan gebracht ter bepaling van de nogal eens wijzi gende refractie. Ook werden de gebruikte in strumenten regelmatig op ontregelingen gecon troleerd. Uit de vele metingen op de referentie richtingen bleken deze weinig verschillen op te leveren. Ondanks het feit dat de afstanden 600 en 700 m waren, bedroegen de verschillen meestal maar 1 a 2 cm. Het feit dat de „meet- terp" en de kabelbaan rondom in het water lagen zal hierop wel een gunstige invloed heb ben gehad. Al de zeegmetingen die tegelijk met TNO werden uitgevoerd zijn steeds per porto foon doorgegeven en toen de 310 ton spanning was bereikt werd het ballasten met de metalen broodjes in de ballastkist stopgezet. Om meer inzicht te krijgen in het gedrag van de kabels werden proefritten gemaakt met ver schillende belastingen van de gondel. In beide vakken tussen de drie torens werd op ieder vierde gedeelte van de kabel een zeeg- meting verricht, zodat tegelijk 6 theodolietme tingen werden gedaan. Een zevende theodoliet zorgde voor de plaatsbepaling van de gondel op elk vierde deel van de kabel. Tegelijk met deze theodoliet-zeegmetingen heeft men, vanaf een speciale op 700 m afstand uit de middentoren geplaatste metalen stelling in het water, van beide kabelvakken foto's ge maakt met een meetcamera waarvoor ook op de torens weer enige paspunten waren aan gebracht. Het onderhoud van deze paspunten gaf ons nogal wat zorgen. Later zijn de resul taten van foto's en zeegmetingen in een rap port vastgelegd. Na het gereed komen van de Grevelingendam werd de kabelbaan met toebehoren na een grondige revisie overgebracht naar het sluitgat bij Nieuw Hellevoet, juist ten Noorden van de spuisluis in het Haringvliet. Wederom wer den metingen bij het opspannen der kabels en bij de proefritten gedaan. De opstelplaats van de instrumenten lag minder gunstig dan aan de Grevelingendam, nl. op een duintop 650 m Oost van de as van de kabelbaan en 350 m aan de noordzijde van de Noordpijler. Hoewel de vakken tussen de drie torens 570 m, dus kleiner dan aan de Grevelingen dam waren, waren de afstanden tot de kabel middens resp. 920 en 1380 m. c; V/5z //ygz-y 73 a? //y A7P-Z 30 -3 oojz/fl/r T ZC£S s>7- c5 7-77 y. 6cS z /.L /z y zV 4/ Zo.zg 7/>P Zo= 3 s 37 4 Vó1 z4 7 5. 4 V 7'77 L v sL c,yssr 9 •sV 9 7. <93 sz zv./V 4. 74 V Figuur 4. Gedeelte van de zeegtabel. 241 V£/?7 T/oS-Z /7aofjT£ V/fóCV/Z A"flBZL - S P/9 A/// lrï PP ~TA1B>£L- Z/ZECZ /3 38 /OS" ZcS'o Zo,03 2 >8 3 o. 8 <03 Zo. /Z 3 <5> 4 ZoZo 2 <5> 3 3 /.s-/ V 3,2 f37 /V3 2 7o 5" CZ) Zo 3 o o Sc9 -Zo Sp Jo3 Zo. 43 3. o/ Zo// 7* o>. <5* cz> 7. o C) 7 öo 3 /o 3./V 2 3/3 33 Zo S>7 3ZZ O. S Z/.oS- 4/.Z S27L Z 7.8 .57 3 3 o 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1971 | | pagina 17