openbare diensten in Nederland te handelen door te bevorderen, dat de Minister van Ver keer en Waterstaat heeft besloten ontheffing van het bepaalde in een aantal artikelen van het R.V.V. te verlenen aan openbare diensten bij beschikking d.d. 11 augustus 1971, Nr. RVW 51569 (Staatscourant van 18 augustus 1971, nr. 158). De ontheffing is verleend aan openbare diensten, belast met landmetingen op en langs wegen, voorzover betreft hun perso neel belast met het verrichten van deze metin gen, van het bepaalde in de volgende artikelen van het R.V.V. Artikel 8, verkeerstekens op de borden: 27, gesloten voor voetgangers. 29, gesloten voor voetgangers, rij- en trekdie- dieren en vee. 31, gesloten voor alle wagens, rij- en trekdie ren en vee en voetgangers. 49, parkeerverbod. 50, parkeerverbod op oneven en even dagen. 51, stopverbod. 53, parkeerverbod langer dan een bepaalde tijd met verplicht gebruik van parkeer- schijf. 57a, aanduiding autoweg met gescheiden rij banen en ongelijkvloerse kruisingen. 57b, aanduiding andere autowegen. 61, voetpad. Artikel 28, lid 1: gebod gebruik voetpad of trottoir; lid 2: gebod voor voetganger tot gebruik van fietspad bij gebreke van een voetpad of trottoir; lid 3: gebod voor voetganger tot gebruik uiter ste zijde van de rijbaan bij gebreke van een voetpad of fietspad, alsmede tot ge bruik linkerzijde rijbaan buiten de be bouwde kom. Artikel 82, lid 1: gebod parkeren waar mogelijk op af zonderlijke, daartoe bestemde wegge deelten. Artikel 83, aanhef en onder d. verbod parkeren buiten bebouwde kom op rijbaan voorrangswegen; h. verbod parkeren op parkeerplaatsen, langer dan de aangegeven tijdsduur. Artikel 84, lid 1: verbod parkeren in parkeerzone indien motorvoertuig niet is voorzien van een parkeerschijf. Artikel 88, lid 2: verbod stilstaan op autoweg; lid 3: verbod gebruik middenberm van auto weg; Artikel 99, lid 2: verbod voor voetgangers om binnen 30 m van een voetgangersoversteekplaats over te steken. Artikel 126: verbod parkeren langs een gele streep. Aan de ontheffing zijn de volgende voorwaar den verbonden: 1. De veiligheid van het verkeer dient onder alle omstandigheden te zijn gewaarborgd. 2. De houders van de ontheffing dienen er voor zorg te dragen: a. dat door of vanwege hen een verklaring, gegrond op deze ontheffing wordt afge geven aan hen die de bij de ontheffing verleende bevoegdheden zullen uitoefe nen, waaruit blijkt dat zij hiertoe ge rechtigd zijn; b. dat uit de onder a bedoelde verklaring blijkt, dat de houder van deze verklaring gerechtigd is een of meer van de onder a bedoelde bevoegdheden uit te oefenen en tot welke van de bovengenoemde arti kelen van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens en tot welke wegen of wegvakken deze bevoegdheden zijn be perkt; deze verklaringen kunnen te allen tijde worden ingetrokken en dienen na verloop van de gestelde termijn of na intrekking onverwijld te worden ingele verd bij degene die deze verklaringen heeft afgegeven; c. dat de houders van de verklaring bekend zijn met de verplichting, de hun ver strekte verklaring desverlangd behoorlijk ter inzage af te geven aan de daartoe bevoegde ambtenaren en deze verklarin gen derhalve bij zich te dragen, telkens als van de ontheffing gebruik wordt ge maakt. 3. De aanwezigheid van een meetploeg binnen een bepaald weggebied moet door de chef van de meetploeg tijdig tevoren worden ge meld aan de betrokken wegbeheerder. 4. Bij metingen op rijbanen of binnen een strook van 1 m uit de kanten van rijbanen, op verharde parkeer- of vluchtstroken of verharde bermen, op fietspaden of binnen een strook van 0,60 m uit de kanten van fietspaden moeten in overleg met de betrok ken wegbeheerder de nodige veiligheids maatregelen worden getroffen. 5. Van de ontheffing mag alleen gebruik wor den gemaakt voor zover dat voor de goede 247

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1971 | | pagina 23