2. Voorts was de „duwvaart"-meting zeer in teressant voor ons om te doen. Allereerst was daar de invaart van een „duweenheid" in de „Hartelsluizen". Er werden twee camera's op de bakken geplaatst, zodanig dat de opname assen horizontaal en loodrecht op de lengteas van de bakken stonden. De onderlinge afstand was 50 m. Aan het remmingswerk langs de kant waren een groot aantal punten te vinden, die ook duidelijk op de foto's werden afgebeeld. Uit de ligging van die punten op de foto's werd de standplaats ten opzichte van de remmings- werken berekend en zodoende was de positie van de duweenheid weer af te leiden van de, op de bak bekende opstelpunten. Telkens, bij het binnenvaren van de duweenheid in de sluis, werden de foto's met regelmatige tussenpozen genomen. Zodoende konden we uit deze series ook nog de snelheid van de duweenheid na gaan. Zo'n duweenheid bestaat uit vier „bak ken", twee aan twee achter elkaar vastgesjord en daarachter de „duwer". De totale lengte be draagt ±180 m en de breedte van twee van die bakken is 23 m. Als zo'n gevaarte een sluis met grote snelheid binnenvaart, duwt het zo'n berg water voor zich uit, dat er enorme krachten optreden. Allerlei instanties waren dan ook nog verschillende metingen aan het doen. Het geheel speelde zich enkele malen af. Een andere „duwvaart-meting" was op de Waal boven Nijmegen. De rederij had een aanvraag ingediend om, in plaats van met vier, in 't ver volg met zes bakken te mogen varen. Om eni germate inzicht te krijgen van de bestuurbaar heid van zo'n gevaarte wenste men een proef vaart. Op het bochtige stuk van de Waal boven Nijmegen werden tochten georganiseerd, waar bij de bakken 3 x 2 en daarna 2x3 naast el kaar gekoppeld werden. Daarachter dan 2, naast elkaar gelegen duwers om voor de nodige PK's te zorgen. We stelden twee camera's op. Eén aan stuur boord, één aan bakboord van het gevaarte. De camera's werden weer loodrecht op de basis opgesteld en met de opname-as naar voren ge richt, terwijl de ligging van de basis en dus van de opstelpunten, nauwkeurig aan de bakken werd opgemeten. Langs de rivier staan op de koppen van de kribben de krib-bakens, waar van de coördinaten aan de rivierkaart konden worden ontleend. Door de afbeelding daarvan op de foto's op te meten, konden we uit de bekende posities van de bakens, de opname- standplaatsen herleiden en om die opname standplaatsen de duweenheid tekenen. De be rekeningen zijn met behulp van de computer gedaan en de tekeningen van de diverse posities zijn daarna op de calcomp gemaakt. Daar de computer, met behulp van de gegeven coördinaten van de krib-bakens, de hoekpunten van de duweenheid kon berekenen, waren deze hoekpunten in R.D.-coördinaten bekend en konden we de gehele calcomp-tekening zo op de rivierkaart inpassen. Het identificeren van de kribbakens gaf in deze procedure de meeste hoofdbrekens. 3. De „kabel-meting" in het Kanaal van Ter- neuzen was weer een totaal andere meting. Op een drietal plaatsen liggen kabels van de ene oever naar de andere. Om bij het baggeren de kabels niet stuk te trekken, moest men precies weten, waar en hoe diep de kabels lagen. Men liet een boot over de kabels varen en tel kens als de boot, de ene keer vertikaal, de an dere keer onder een hoek van 45° de kabels peilde, moest de positie van de peilboot worden vastgelegd, om daarmede de ligging van de ka bels te kunnen bepalen. Dat vastleggen van de positie van de peilboot gebeurde weer met fo to's. Nu vanaf de wal. Twee camera's werden zodanig aan de wal opgesteld, dat de insnijding van de boot zo gunstig mogelijk was. Om de oriëntering van de camera's zo goed mogelijk vast te leggen werden „vaste punten" als refe rentie-punten mee gemeten. 4. Reeds noemden we de „golfopnamen". Niet alleen voor de Delta-Werken, maar ook voor de „Inspectie van de Scheepvaart" zijn golf opnamen gemaakt. Eén maal bij sterke wind en opkomend water op de Waterweg bij Maassluis en éénmaal bij windstil weer in de Waterdeg bij de Waalhaven. De foto's bij Maassluis werden gemaakt vanaf een boot. De basis was 5 m en de opname assen waren weer evenwijdig en „zo goed mo- 252 Een duweenheid, bestaande uit vier bakken, passeert juist een krib met krib-baken.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1971 | | pagina 28