Wat er tussen het 25-jarig en
40-jarig jubileum van de Dienst
op de tekenkamer veranderde
door R. P. J. Verboom, cartograaf Ale klasse.
Voordat men kan spreken van een kaart, ver
vaardigd uit luchtfoto's of veldwerken, zijn nog
al wat werkzaamheden te verrichten.
Sinds 1956 is de wijze waarop de verschillende
werkzaamheden op de tekenkamer worden uit
gevoerd danig gewijzigd door de inschakeling
van de computer (foto 1).
Om u duidelijk te maken welke wijzigingen heb
ben plaatsgevonden, zal ik nu steeds eerst schet
sen, hoe een en ander in 1956 gebeurde en
daarna hoe het thans wordt aangepakt.
Het „opzetten" of „aanleggen" van bladen
1956. Het opzetten van een blad, d.w.z. het
oriënteren in het RD-coördinatennet, wordt uit
gevoerd op een grote coördinatograaf, bediend
door twee man (foto 2).
Met de hand worden ruitennet en grondslag-
punten gekaarteerd, waarna deze punten ter
controle in coördinaten worden teruggelezen.
De twee man zijn hiertoe van plaats verwisseld.
Van te voren heeft men de richting van het
te kaarteren ruitennet op het blad aangegeven,
alsmede uitgezocht welke grondslagpunten per
blad moeten worden gekaarteerd.
1971. Op een speciaal ontworpen formulier
worden een tiental gegevens genoteerd, zoals
coördinaten van het linker- en rechter-blad-
hoekpunt, de breedte van het blad en de schaal
van de te maken kaart.
Deze gegevens worden in een ponsband gezet,
alsmede de coördinaten van alle over het tracé
verspreide grondslagpunten. De computer se
lecteert de grondslagpunten naar bladligging,
260
Foto 1.
Foto 2.
Foto 3.