en vervolgens van de andere twee merken, kon men door middel van vijzels de eerste moot zo zuiver mogelijk horizontaal stellen. Bij het plaatsen van de volgende moten naar weerszijden werden de kopvlakken van de aan elkaar te sluiten elementen met epoxylijm be streken en met behulp van Dywidagvoorspan- ning tegen elkaar gespannen, steeds nadat de meetploeg de moot op het horizontaal gesteld zijn had gecontroleerd. Bij deze controle werd steeds, uitgaande van moot 1, in één opstelling, de andere moot ge controleerd. Zo voortgaande bouwde men de tunnel naar weerskanten uit. Na de vijfde moot bleek toch reeds een cor rectie nodig te zijn, daar het bouwwerk niet geheel zuiver horizontaal bleef. Uit de grafiek (fig. 3) is duidelijk te zien, welke afwijking de tunnel tijdens de bouw aannam. De correctie vond plaats door de hoogte van de laatstgeplaatste moot over te brengen op de volgende moot. Nadat alle moten aan elkaar bevestigd waren, heeft men in de zijwanden van het middelste van de drie kanalen boutjes aangebracht. (Zie A en B in fig. 1). De hoogte van deze boutjes is bepaald door vanaf het dak via een luik de hoogte naar het inwendige over te brengen. Het was nl. nodig ook later, als de tunnel reeds was geplaatst, nog controlemetingen te kunnen verrichten. De eerste meting over deze boutjes is uitgevoerd toen de tunnel nog in het dok lag, daarna in de drijvende tunnel na het vol lopen van het bouwdok. Na het afzinken van de tunnel in een gebag gerde geul, waarin een grindbed was gestort, had de volgende controle op de boutjes plaats. Na het vullen van de twee buitenste kanalen met water werden de laatste controlemetingen over dezelfde boutjes uitgevoerd. Door regel matige herhaling van deze controles kreeg men een indruk van de ligging van de tunnel en de eventuele zetting van het geheel. Op de wal stond permanent op dezelfde plaats een waterpasinstrument; via een sta len koker, welke op het mangat van het mid delste kanaal was geplaatst kon er, door in het mangat een meetband te laten zakken, zowel beneden als boven tegelijkertijd worden afge lezen. Voor de metingen beneden werd gebruik gemaakt van 'n één meter lange E-baak, welke belicht werd d.m.v. een zaklantaarn om in de donkere tunnel te kunnen aflezen. De E-baak werd daartoe geplaatst op de reeds genoemde controlebouten. De tamelijk lage zijwand liet een langere baak dan 1 meter niet toe, t.g.v. de afschuiningen in de zijwanden. Door steeds van de aangebrachte hoogte uit te gaan en een kringwaterpassing uit te voeren, kreeg men tevens een indicatie van de zetting. Deze zettingen werden in een grafiek verwerkt. (Zie figuur 4). De Meetkundige Dienst heeft door deze metin gen haar bijdrage geleverd bij de experimen tele bouw van een tunnel met speciale montage van de elementen. De ervaringen, opgedaan bij deze bouw, zijn dusdanig, dat verwacht mag worden, dat deze constructie in de toekomst wellicht wel meer toepassing zal vinden, speciaal bij de bouw van tunnels met een kleinere dwarsdoorsnede dan de grote verkeerstunnels. 272 Figuur 3. Figuur 4.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1971 | | pagina 48