Buitendienst 1 936-1 971 door H. JTlieeuwsen, landmeetkundig hoofdambtenaar. In de publicatie ter gelegenheid van het 25- jarig bestaan van de Meetkundige Dienst heeft een aantal personen uit kringen, die met de jubilerende dienst nauw samenwerken, de be tekenis en het nut van deze dienst verwoord. Na 25 jaren bleek dat, mede door de inten sieve werkzaamheid van een ieder, de Meet kundige Dienst niet meer weg te denken viel, zowel in Waterstaats-verband als in de totali teit van de Nederlandse landmeetkundige we reld. En hoe is het nu, vijftien jaar later, nu we weer een, zij het niet officieel, jubileum vieren? De 15 jaren na 1956 hebben zich in de land meetkundige wereld gekenmerkt als jaren van een tumultueuze ontwikkeling. Op alle gebie den zijn nieuwe ideeën gevormd, nieuwe instru menten zijn ontwikkeld en de toepassing van de computer heeft geleid tot andere werk methoden. Alle afdelingen van de Meetkun dige Dienst zijn hier nauw bij betrokken ge weest en zijn nog steeds in beweging. Elders in dit blad zult u van deze veranderingen en vernieuwingen op verschillende afdelingen kun nen lezen. Ik wil mij beperken tot de „buiten dienst" en u in het kort enkele facetten laten zien, die ook het werk in deze afdeling, vooral dus in de laatste 15 jaren, zo hebben doen veranderen. En hoe zou dat beter kunnen dan puntsgewijs, aan de hand van verschillende werkzaamheden, die de ploegen in de buiten dienst verrichten? Meetkundige grondslag Na 1956 zijn de methoden voor het meten van de grondslag sterk gewijzigd. Enerzijds was er de HTW, die veranderingen noodzake lijk maakte, anderzijds was het de intrede van de groep elektro-magnetische instrumenten, die andere meetmethoden vereiste. Gedurende de laatste jaren is het proces aan de gang om te komen tot een stelsel RD- en Hoofdpunten, 230 waarvan de laatsten een onderlinge afstand krijgen van ongeveer twee en een halve kilo meter. Op het ogenblik wordt door de Meet kundige Dienst bij vele grondslagmetingen er aan meegewerkt, dit net te kunnen realiseren. Omdat er meestal langgerekte objecten wor den gemeten, zal het vaak niet mogelijk zijn met kringnetten te werken, of het zou in com binatie moeten gebeuren met andere diensten. Enkele voorbeelden hiervan uit de laatste jaren: de kringnetten in Twente en Noord-Brabant. Werden in 1956 nog veel snelliuspunten ge draaid en veel polygonen met de meetband gemeten, op het ogenblik is het zo, dat de meetband wat grondslagmeting betreft van het toneel is verdwenen en ook de meting van snel liuspunten drastisch is beperkt. Het is nauw keuriger en het werkt ook sneller als men tus sen RD-punten een hoofdpolygoon legt met zijden van desnoods 3 km. Ook is gebleken, dat zelfs korte afstanden tot 100 m met de elektro-optische afstandmeters sneller worden gemeten dan met de band. Onder dit punt mag ik ook nog noemen de metingen in het Delta-gebied, gestart in 1959, t.b.v. de decca-hyperbool patronen. Vervolgens de Hi-Fix metingen t.b.v. de uitbreiding bij IJmuiden, Europoort en in Groningen. Het zijn ook hier weer de elektro-magnetische af standmeters die hun diensten bewijzen en voor wat betreft de buitendienst andere werkmetho den hebben mogelijk gemaakt. Momenteel zijn er voor de buitendienst beschikbaar twee geodi- meters model 6 en vier distomat's Dl. 10. Detailmetingen Werd in de jaren 1956 e.v. nog veel terres- trisch gemeten voor grondkaarten en beheer- kaarten, dat is nu langzamerhand verleden tijd geworden. Op slechts enkele plaatsen en zeer incidenteel is het nog economisch verantwoord het terrein terrestrisch op te meten. De foto-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1971 | | pagina 6