Het aankoopbeleid van de SBL gaat zich, als
gevolg van de algemene ontwikkelingen op de
grondmarkt, steeds meer onafhankelijk van
door derden betaalde prijzen bewegen. In de
laatste jaren heeft zich een kentering voorge
daan op de grondmarkt, die in steeds meer ge
bieden leidt tot een dalende tendens bij de prij
zen. Deze daling heeft zich het eerst gemanifes
teerd in de provincies Groningen en Friesland.
In het jaar 1970 daalde de door de SBL gemid
deld betaalde prijs voor het losse land in deze
provincies ten opzichte van 1969 met 9% resp.
5%. Voor het behuisde land bedroeg deze da
ling 17% resp. 2%. Opvallend is, dat ondanks
de daling van het algemeen prijsniveau in het
noorden, de prijs van zandgrond vrij stabiel
blijft en plaatselijk nog wat stijgt. De daling is
echter duidelijk aanwezig in zeekleigebieden
en veenweide-gebieden. De grondaankopen
door de Stichting Beheer Landbouwgronden en
die door het Staatsbosbeheer zullen voortaan
uit één post worden gefinancierd. Hiertoe is
voor het volgend jaar 38 miljoen opgenomen.
Dit bedrag, gevoegd bij 40 miljoen, zijnde de
geraamde opbrengst van overgedragen gronden
en liquidatie van ander S.B.L.-bezit, stellen de
aankoopactiviteiten via de Landbouwbegroting
1972 in totaal op 78 miljoen. Bovendien is
het de bedoeling bij aankopen gespreide beta
ling te bedingen. Hierdoor en door de switch-
mogelijkheid, die uit de samenvoeging tot één
post voortvloeit, zal het mogelijk blijven het
aankoopbeleid in beide sectoren op bevredigen
de wijze voort te zetten, waarbij naar gelang van
de behoefte nu eens in de ene, dan weer in de
andere sector meer ruimte kan worden gescha
pen dan bij handhaving van twee afzonderlijke
posten mogelijk zou zijn geweest.
Landbouw en planologie
De inhoud van de landinrichtingsplannen wordt
in sterke mate afgestemd op het planologisch
beleid, zoals dat gestalte krijgt op basis van de
Tweede Nota over de Ruimtelijke Ordening in
Nederland.
Minister ir. P. J. Lardinois is van mening, dat
de ontwikkeling van het platteland een plano
logische begeleiding vraagt en voorts een ver
antwoorde inrichting ten behoeve van:
- een rationele en economisch verantwoorde
agrarische bedrijfsvoering;
- een sociaal aanvaardbaar woon-, werk- en
leefklimaat op het platteland;
- een maximaal medegebruik van het platte
land door de gehele niet-agrarische bevol
king en
- het in stand houden van een zo gevarieerd
mogelijk natuurlijk milieu.
Voor de gebieden, die in de toekomst een agra
rische functie zullen behouden, blijft het schep
pen van mogelijkheden voor een moderne land
bouw centraal staan. De hiertoe noodzakelijke
verbetering van de infrastructuur houdt onlos
makelijk belangrijke structurele verbeteringen
in voor andere functies van het platteland,
waarmede een optimaal gebruik van de beschik
bare ruimte wordt bevorderd.
In andere gebieden, waar de agrarische functie
minder op de voorgrond staat of ondergeschikt
wordt aan andersoortige functies, zijn land
inrichtingsplannen in verschillende vormen ont
staan. Hierbij kan worden gedacht aan land
schappelijk zeer gevoelige gebieden en aan
agrarische gebieden, zoals Spaamwoude, die
geheel voor niet-agrarisch gebied zullen wor
den ingericht. Ook in het beleid, dat door de
overheid ten aanzien van de bossen wordt ge
voerd, krijgen recreatie en landschapsschoon
een steeds zwaarder accent.
Binnen het ministerie van landbouw en visserij
hebben de aangeduide tendensen geleid tot een
nauwe samenwerking tussen de bij de inrich
ting van het platteland betrokken Cultuurtech
nische Dienst, het Staatsbosbeheer en de Di
rectie van de Visserijen (meer en beter viswater
ten behoeve van de sportvisserij). Door de vor
ming van het directoraat-generaal voor de land
inrichting en de visserijen en de instelling daar
bij van de directie algemene zaken, milieu en
planologie heeft minister Lardinois de coördi
natie binnen zijn departement t.a.v. het milieu,
de planologie en de recreatie willen versterken.
Anderzijds heeft hij de betekenis willen onder
strepen die hij hecht aan een zo slagvaardig en
geïntegreerd mogelijk beleid in het kader van
de ruimtelijke ordening, de landinrichting en
de visserij.
De regering acht - gezien de toenemende be
tekenis van de niet-agrarische functies van het
platteland, gevoegd bij de beleidsdoelstellingen
en de daarmee verband houdende behoefte aan
een grotere grondmobiliteit - een onderzoek
van belang naar de mogelijkheid van een land
inrichtingswet, met behoud van een effectief
beleid ter verbetering van de landbouwstruc
tuur. Intussen zullen de ministers van landbouw
en visserij en van volkshuisvesting en ruimte
lijke ordening bevorderen, dat over de ontwik
keling van het benodigde wettelijke instrumen
tarium een interdepartementale studie wordt
aangevangen. Tevens bestaat het voornemen,
wijzigingen in de Pachtwet voor te stellen.
311