GRONDBANKPROEF IN HET NOORDEN Besloten is in 1972 een proef te nemen in het kader van een „grondbank" via aankopen door de Stichting Beheer Landbouwgronden (SBL) in enkele ruilverkavelingsgebieden in het noor den des lands. De omvang van de grondmarkt daar - aldus betoogt de minister van landbouw en visserij, ir. P. J. Lardinois in de memorie van toelichting op de Landbouwbegroting 1972 - biedt de ruimste mogelijkheden om op korte termijn de voorstellen van de zg. Commissie Wellen praktisch te toetsen. De keuze is geval len op ruilverkavelingsgebieden, teneinde na te gaan in hoeverre de voorstellen een aanvullende mogelijkheid bieden voor de financiering van bedrijfsvergroting. Onder meer wordt nog be zien of het wenselijk is de voorgestelde canon tussentijds aan te passen. Zoals bekend heeft de Commissie Wellen, die tot opdracht had de financieringsproblematiek van landbouwgrond te bestuderen, in enkele hoofdlijnen voorstellen voor een „grondbank" uitgewerkt. Voorgesteld wordt bij bedrijfsver groting en bij bedrijfsovername (ouders/kind; verpachter/pachter) de mogelijkheid open te stellen de betrokken gronden aan de Stichting Beheer Landbouwgronden over te dragen met als contraprestatie een erfpachtsrecht van 26 jaar. Teneinde het op structuurverbetering ge richte karakter van deze maatregel te benadruk ken, zou de mogelijkheid beperkt moeten zijn tot bedrijven, die reeds boven een bepaalde drempel liggen, dan wel deze door de vergro ting gaan overschrijden. Voor de weidebedrij- ven zou dit 30 ha en voor de akkerbouw 50 ha moeten zijn. De voorstellen hebben zowel bij het bedrijfs leven als bij de overheid aanleiding gegeven tot diepgaande discussies, waarbij de gehele grondprijsproblematiek ten principale aan de orde kwam, alsmede de relatie tot het pacht- regime. Nadat de bewindsman in zijn beschouwingen over het grond- en pachtbeleid uitvoerig is in gegaan op de kenterings- of dalingstendensen op de agrarische grondmarkt, stelt hij vast, dat deze maar ten dele het financieringsprobleem bij bedrijfsovername en bedrijfsvergroting kun nen oplossen. In dit licht bezien blijft de pacht als financieringsinstrument voor de landbouw grond van groot belang. De regering heeft dan ook besloten in dit par lementaire jaar herzieningen in de Pachtwet aan de Staten-Generaal voor te leggen. Het recent verschenen rapport van de Werk groep Pacht van het Landbouwschap zal hier voor een waardevolle bijdrage leveren. 312 ACTIVITEITEN O- EN S-FONDS IN 1970 Het Bestuur van de Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw heeft het verslag over de werkzaamheden in 1970 uitge bracht. In totaal heeft het fonds in 1970 58,1 miljoen besteed, hetgeen ten opzichte van 1969 een toename met 17,7 miljoen betekent. Van dit totaal van 58,1 miljoen werd 31,6 mil joen uitgekeerd in het kader van de bedrijfs beëindigingsregelingen van het fonds. Aan rooi- premies werd in 1970 12,3 miljoen en aan slachtpremies 5,8 miljoen betaald. De bijdra gen in het kader van de overige ontwikkelings regelingen van het fonds bedroegen in totaal 7,8 miljoen. De werkzaamheden van het fonds werden in het verslagjaar vooral gekenmerkt door de wij ziging van de bedrijfsbeëindigingsvergoedings regeling welke per 1 januari 1971 van kracht is geworden, alsmede door het grote aantal nieuwe ontwikkelingsbijdrageregelingen dat door het Bestuur werd vastgesteld. De beëindigingsvergoedingsregeling die sinds 1 januari 1968 van kracht is, werd ingaande 1 januari 1971 gewijzigd. De belangrijkste wijzi gingen betroffen de invoering van een ha toe slag voor de bij beëindiging vrijkomende grond, verhoging van de inkomensgrens tot 15.000,- (exclusief kindertoelage of -bijslag), de invoe ring van de mogelijkheid tot verpachting voor de wettelijke termijn, een minder stringente be paling met betrekking tot het hoofdberoep land bouw voor aanvragen ingediend in 1971, en het vervallen van de mogelijkheid tot het ver krijgen van een beëindigingsvergoeding door ondernemers ouder dan 65 jaar. Na het van kracht worden van deze regeling per 1 januari 1971 heeft zich inmiddels een sterke toename in het aantal aanvragen gemanifesteerd. Be droeg het totaal over de jaren 1968, 1969 en 1970 3022 aanvragen, in de periode 1 januari tot 1 september 1971 waren reeds 4146 aan vragen om een beëindigingsvergoeding inge diend. In het verslagjaar nam het Bestuur van het fonds de uitvoering en financiering van een door de Europese Gemeenschap vastgestelde rooipremieregeling voor appel-, pere- en per zikbomen voor zijn rekening. Deze regeling kwam in de plaats van de per 31 december 1969 vervallen nationale rooiregeling van het fonds. De additionele omscholingsregeling, die het fondsbestuur in 1969 had vastgesteld ter be vordering van de beroepsovergang uit de land bouw, werd in 1970 belangrijk verruimd in die

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1971 | | pagina 24