zijn zodanig geplaatst dat zij onder normale omstandigheden het doortreden van lichtstralen verhinderen. Tussen de filters is evenwel de Kerrcel geplaatst, die bestaat uit een glazen vat dat gevuld is met nitrobenzeen. In de Kerrcel bevinden zich twee elektroden. Indien men nu op de elektroden een spanning zet, wordt de nitrobenzeen optisch dubbelbrekend. Een ge deelte van het binnentredend licht kan dan worden doorgelaten. Hoe groter de spanning tussen de elektroden hoe meer licht passeren kan. Op de elektroden wordt een wisselspan ning gezet van een hoge en nauwkeurig bekende frequentie F door middel van een kwartskristal. Het aantal lichtimpulsen dat per seconde wordt uitgezonden is dus bekend. De lengte van een lichtimpuls (a) is te berekenen met de formule X c F. Hierin is c de voortplantingssnelheid van het licht. Deze is afhankelijk van atmos ferische omstandigheden: temperatuur, lucht druk en vochtigheid. Bij de meting wordt een lichtstraal door de Geodimeter gericht op een prismastelsel dat de eigenschap heeft het licht in dezelfde richting te weerkaatsen. In de Geodimeter wordt de teruggekaatste lichtstraal opgevangen door een fotocel die het ontvangen licht omzet in elek trische stroom. De elektrische stroom, die de zelfde variatie heeft als de stroom die de Kerr cel activeert, wordt nu met deze vergeleken. Het faseverschil dat zal bestaan tussen de uit gezonden trilling en de ontvangen trilling is een maat voor de afstand tussen de Geodimeter en de reflector. De door de lichtimpulsen af gelegde afstand bedraagt (n p)X, waarin n een geheel niet te bepalen getal en p het te meten faseverschil is. De meting van het faseverschil wordt viermaal uitgevoerd met verschillende fasestanden van de uitgezonden golf. Hierdoor worden syste matische fouten geëlimineerd. Bij een fasever schil van (p en tp 180° wordt eenzelfde af lezing verkregen. Dit betekent dat we moeten gaan rekenen met een lengte-eenheid van 0,5 X. Doordat in feite de som van de afstanden ,heen' en terug' gemeten wordt, zou de gemeten afstand door twee gedeeld moeten worden. Om dit te vermijden gaat men de rekengrootheid 0,5 X opnieuw door twee delen. De rekengroot heid waarmee uiteindelijk gewerkt wordt is 0,25 X. Deze wordt met U aangeduid. De waarde p wordt gemeten met een instelbare variabele elektro-magnetische vertragingslijn. Met een calibratietabel wordt de op een meter afgelezen waarde omgezet in p.U. Ter bepaling van de n schakelt men twee andere frequenties in, waarbij men op dezelfde wijze een fasever schil bepaalt. Men verkrijgt hierdoor drie ver gelijkingen met drie onbekenden, namelijk de onbekende aantallen gehele golflengten. Ten einde deze te kunnen oplossen zijn de gebruikte frequenties zodanig gekozen dat 400 X U1 401 X U2 1000 m en 20 X Ux 21 X l/3 50 m (de index duidt op de gebruikte frequentie 1, 2 of 3). Uit de 3 X 4 12 waarnemingen kan men de gemeten afstand berekenen op een onbekend, aan een kaart te ontlenen, aantal malen 2000 m na. Doordat verschillende elektronische onderdelen van het instrument niet voldoende stabiel zijn, veranderen de elektrische eigenschappen van het instrument geleidelijk. Voor nauwkeurige metingen is het daarom noodzakelijk direct voor of na de meting de inwendige lichtweg te meten. Hierbij wordt de uitgezonden lichtstraal direct gereflecteerd door een ingebouwde spie gel naar de fotocel. De meting van de afstand, de uitwendige lichtweg, wordt gecorrigeerd voor de variatie van de inwendige lichtweg. 3. Meetmethode 3.1. Algemeen Het ontwikkelde systeem berust op polaire de tailmeting. Bij deze meetmethode worden van uit punten die deel uitmaken van de meetkun dige grondslag detailpunten opgemeten door een 296 Reflector Lamp Polaroids Kerr cell Photocell read out Crystal controlled Variable generator delay line Figuur 1. Schema van de stralengang in de Geodimeter.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1971 | | pagina 8