georiënteerde richting en de afstand naar die
punten te meten. De bekende instrumenten,
waarmee metingen volgens dit systeem kunnen
worden uitgevoerd, hebben zowel een horizon
tale rand voor de hoekmeting als een inrichting
voor de afstandmeting (tachymeters). In een
enkel geval (Wild Distom at) is een los hulpstuk
voor de afstandmeting op een theodoliet ge
plaatst. Voor de Geodimeter model 6 is een
dergelijk systeem niet ontwikkeld. Om toch dit
instrument te kunnen gebruiken voor de polaire
detailmeting zal men een andere oplossing moe
ten kiezen.
De keuze tussen twee procedures is moge
lijk. Bij de eerste stelt men eerst de theodoliet
boven het vaste punt op en meet de richtingen
naar de detailpunten. Vervolgens stelt men de
Geodimeter op boven het vaste punt en meet
de afstanden naar de detailpunten. Dit betekent
dat bij deze methode veel tijd met lopen ver
loren gaat.
Bij de tweede procedure stelt men de theodoliet
op boven het vaste punt en de Geodimeter
boven een punt dat gemaakt wordt in de om
geving van het vaste punt. Door nu de theodo
liet en de Geodimeter gelijktijdig door twee
waarnemers te laten bedienen, vermindert men
de looptijden ten opzichte van de eerstgenoem
de methode in sterke mate. Daar de hoekwaar-
nemer tevens de functie van secretaris kan
vervullen, zijn de personele meerkosten in ver
gelijking met de eerste methode gering en zul
len de voordelen die ontstaan door verminde
ring van wachttijden groot zijn. De tweede me
thode is dan ook gekozen.
De nu geïntroduceerde excentriciteit van theo
doliet en Geodimeter levert nieuwe moeilijk
heden op. De oplossing is hierin gevonden, dat
de Geodimeter altijd op een vaste afstand op
gesteld wordt naast de theodoliet. Voor deze
afstand is uit praktische overwegingen 2,00 m
gekozen. Tevens wordt het instrument in een
vaste richting en wel de oriënteringsrichting van
de theodoliet opgesteld. In overeenstemming
met het tachymetriesysteem dat beschreven is
door Witt (1965) is deze richting tevens de nul
richting van de rand van het hoekmeetinstru-
ment. Voor de bepaling van de correctie van
de excentrisch gemeten afstand naar de be
nodigde afstand is een eenvoudige tabel te
maken.
Bij de normale procedure voor de lengtemeting
worden per afstand 12 waarnemingen met het
instrument verricht en wordt bij elke meting
de inwendige lichtweg gemeten. De hierbij ver
kregen nauwkeurigheid is hoog. Voor de detail
meting zou men kunnen volstaan met drie
aflezingen en de meting van de inwendige licht
weg beperken tot eenmaal per dag. Hierdoor
verhoogt men in grote mate de meetsnelheid.
De zuivere meettijd, na het richten van de Geo
dimeter op het prisma, bedraagt nu 0,5 minuut
per afstand. Het verlies aan nauwkeurigheid dat
door deze vereenvoudigingen verkregen wordt,
ligt in de orde van grootte van 1 a 2 cm.
Bij de normale procedure gaat men volgens een
voorgeschreven rekenproces en met hantering
van een bij het instrument behorende calibratie-
tabel uit de afgelezen waarden de afstand be
rekenen. Met het controleren van de berekening
mee moet voor deze bewerkingen 20 minuten
per afstand worden uitgetrokken. Vanzelfspre
kend is dit voor toepassing bij detailmeting te
lang. Hierom is een methode ontworpen, waar
bij de rekentijd verkort wordt tot 0,5 minuut
per afstand. Dit wordt bereikt door de afstan
den te ontlenen aan een speciaal voor dit doel
berekende tabel. Het is evenwel noodzakelijk
voor elk instrument een nieuwe tabel te be
rekenen. De hiervoor te volgen Tekenprocedure
is beschreven in par. 3.2.
Voor de meting worden prisma's gebruikt. Bij
nauwkeurige metingen worden deze op statieven
geplaatst. Omdat men bij de detailmeting met
een geringere nauwkeurigheid kan volstaan, is
het mogelijk mede ter versnelling van de meet
procedure de prisma's te monteren op jalons of
op bij het instrumentarium te leveren opzet-
stukken. Voor het verticaal houden van de jalon
dient men goede jalonrichters te gebruiken. Om
de spiegel stil te houden, is het gewenst de
jalon met een andere te schoren. Een afwijking
van de loodrechte stand tijdens de meting van
meer dan 5 cm in de richting van het instrument
heeft twee invloeden op de nauwkeurigheid van
de meting: de gemeten afstand is dat zelfde
aantal centimeters fout of 2,50 m of dit
aantal centimeters (zie ook par. 3.3). Het ge
bruik van jalons is tevens mogelijk geworden,
doordat het nauwkeurig richten van de spiegel
op de Geodimeter geen vereiste is. Dit in tegen
stelling tot bijvoorbeeld de optische instrumen
ten, die met een horizontale baak werken. Bij
deze instrumenten beïnvloedt een geringe af
wijking van de juiste stand direct het meet
resultaat.
Kort samengevat verloopt de meting dus als
volgt:
1. Kies een gunstige oriënteringsrichting voor
de hoekmeting.
2. Richt vanuit het vaste punt in de oriënte
ringsrichting een punt tussen op 2,00 m van
het vaste punt verwijderd.
297