Er is sinds enkele weken overleg gaande tus
sen de veevoederindustrie en het ministerie
van landbouw over een speciaal op de praktijk
gericht onderzoek inzake het stankprobleem
en de mestbewaring in de bio-industrie. De
kosten van dit onderzoek dat vier jaar zal
vergen zullen circa acht miljoen gulden be
dragen. Deze gehele materie zal in de toe
komst ook van de overheid een steeds
intensievere bemoeienis verlangen teneinde tot
acceptabele oplossingen te komen. Ook be
loofde de bewindsman dat „Landbouw" bij een
wijziging van de Hinderwet een grote mate van
inspraak zal beoefenen.
Naar aanleiding van de herstructurering van
de Cultuurtechnische Dienst, het Staatsbosbe
heer en wat daarmede samenhangt, gaf minis
ter Lardinois te kennen, dat het een misvatting
is, dat zorg voor landbouw en zorg voor na
tuurlijk milieu van elkaar los zijn te koppelen.
De bewindslieden van C.R.M. krijgen onverkort
alle adviezen van de natuurbeschermingscon
sulenten en alle relevante informatie, die nodig
zijn voor het beleid waarvoor zijn ambtgeno
ten verantwoordelijk zijn. Op die manier ont
staan juiste optimale kansen voor synthese op
een gebied, waar uiteraard spanningsvelden
blijven bestaan.
De Grondbankproef
Minister Lardinois beklemtoonde in zijn betoog
naar aanleiding van de vele vragen uit de Ka
mer over de opzet van de Grondbank met na
druk het experimentele karakter ervan. De
voorwaarden, zoals neergelegd in het rapport
van de Commissie Wellen, wil hij handhaven.
Hij meende dat enkele ruilverkavelingsgebieden
in het Noorden met name, die een hoge prio
riteit hebben, voor de proef de beste kansen
bieden. Bij verdere aandrang uit de Kamer
bleek de minister niet ongenegen een proef
neming buiten ruilverkavelingsverband niet bij
voorbaat uit te sluiten. Hij was echter niet
bereid in te gaan op suggesties uit de Kamer
tot opzetten van een meerjarenprogramma voor
de Grondbank. De bewindsman vreesde, dat al
dus het experimentele karakter zou verloren
gaan.
Over de financiële aspecten van de proef was
de bewindsman niet pessimistisch. De middelen
van de Stichting Beheer Landbouwgronden,
waaruit de proef zal worden gefinancierd, belo
pen een bedrag (de 5 miljoen voor bosaan-
kopen buiten beschouwing latende) van 33
miljoen, dat door de mogelijkheid van gesprei
de betaling in principe dubbele koopkracht
heeft. Daarnaast voert de Stichting beheer
over een groot areaal landbouwgronden, waar
van het door successieve verkoop vrijkomende
geld onmiddellijk opnieuw voor aankopen kan
worden gebruikt, een „revolving fund" dus. Mi
nister Lardinois trok hieruit de conclusie dat
de Stichting Beheer Landbouwgronden zo no
dig de beschikking heeft over een 100 mil
joen, hetgeen dus voldoende ruimte garandeert
voor de Grondbankproef.
Minister Lardinois hanteerde deze financiële
argumentatie in zijn voorwoord in de tweede
termijn van het Kamerdebat, ten aanzien van de
door de heer Voortman (P.v.d.A) en vier an
deren, mede door D'66 ondersteunde motie, in
houdende „in de Landbouwbegroting 1972 de
subsidie voor ruilverkaveling met 20 miljoen
te verminderen en een bedrag van 10 miljoen
hiervan ter beschikking te stellen van de
Stichting Beheer Landbouwgronden, omdat de
grondaankoop ten behoeve van de op te rich
ten Grondbank niet noodzakelijk ten laste be
hoort te komen van de bestaande activiteiten
van de Stichting Beheer Landbouwgronden".
De bewindsman wees er in zijn reactie op
deze motie verder op dat 20 miljoen vermin
dering op ruilverkaveling, temporisering van ac
tiviteit over het gehele in uitvoering zijnde
programma van 600.000 ha teweeg zou bren
gen.
De voortgang van andere dan Landbouwzaken
in de Tweede Kamer bracht mede, dat over
de motie Voortman c.s., evenals over de goed
keuring van de begroting van Landbouw en
Visserij, bij nadere gelegenheid zal worden ge
stemd.
Herziening Pachtwet
Sinds de laatste Pachtwetwijziging is volgens
minister Lardinois nieuwe aanpassing aan de
maatschappelijke ontwikkeling hoogst noodza
kelijk. Hij stelt zich dan ook voor ogen de
aangekondigde herziening van de Pachtwet in
de loop van 1972 aan de Kamer voor te leg
gen. Het is de bedoeling, essenties, als de so
ciale kanten van de Pachtwet, te behouden en
daarnaast te zorgen dat ook de pacht als fi
nancieringsinstrument gehandhaafd wordt. De
wetsherziening beoogt vooral de mobiliteit van
de grond te bevorderen. Gedacht kan verder
worden aan het instituut van de erfpacht, het
moet toch mogelijk blijven, aldus de bewinds
man, om jonge capabele mensen boer te laten
worden op een modern bedrijf zonder dat zij
beschikken over een enorm privé-vermogen.
335