1. dat hij geldt voor elk geval, zonder enige uitzondering; ook dus voor het hiervoor geciteerde „lastigste geval"; 2. dat deze de meest efficiënte oplossing biedt; 3. dat daarmede van studerenden een brok overbodige ballast wordt weggenomen en 4. dat het gebruik daarvan het vertrouwen in alle (co)tangenten herstelt. De blijkbaar grote onbekendheid met dit arti kel en de inmiddels sterk gegroeide lezers kring van Geodesia rechtvaardigen een herha ling van het belangrijkste daaruit. Bewijzen kan ik nu achterwege laten, hetgeen de leesbaar heid vergemakkelijkt. Slechts enig commentaar en voorbeelden zal ik daaraan toevoegen. Het bepalen van (co)tangenten Cotangenten kunnen met de verlangde nauw keurigheid worden berekend uit foutloos gege ven coördinatenverschillen; het maakt niet uit of zij groot of klein zijn. Indien hoeken gegeven zijn, bepalen we daar van de cotangenten met het formulier kad.nr. 62. Een lofzang op de onvolprezen formulieren kad.nrs. 61 en 62 schreef ik reeds eerder in het VTAK-orgaan van januari 1957. In dat form.62 berekenen we (co)tangenten die kleiner zijn dan 1; daaruit kunnen desgewenst de te gengestelde waarden bepaald worden. Ik onderzocht en definieerde: a. de afrondingsfout van de cotangenten, kleiner dan 1; b. de fout tengevolge van lineaire interpolatie van de cotangenten, kleiner dan 1 en c. de afrondingsfout van de tegengestelde waarden. Uit a en b werd aangetoond, dat de nauwkeu righeid van cotangenten rond 50 gr nauwelijks verschilt van de overigen. Uit a, b en c werden de volstrekte fouten d tga en d cotga gedefinieerd en het volgende gesteld: I. Grote en kleine (co)tangenten worden in het formulier kad. nr. 62 met praktisch dezelfde nauwkeurigheid bepaald. II. De met het formulier kad.nr. 62 te bepa len waarden en reciproke waarden zijn de (co)tangenten van hoeken met een afwij king van maximaal 0,73 dmgr. Realiseren we ons dat 0,73 dmgr betekent een afwijking van 1 cm op 8500 m, dan kunnen we voor de nauwkeurigheid van het form. kad. nr. 62 groot respect opbrengen en zullen we bij onze landmeetkundige berekeningen niet vaak cotangenten in zeven decimalen nodig hebben. Niemand zal het in z'n hoofd halen om cotan genten te bepalen door lineaire interpolatie van grote waarden; alleen daardoor kunnen cotan genten onzuiver zijn. Dat grote waarden niet met eenzelfde aantal decimalen bepaald behoeven te worden als klei nere, zal een ieder duidelijk zijn. III. Het produkt van een zeer kleine hoek en de cotangens daarvan bedraagt q of 63,6620. IV. Cotangenten van hoeken a kleiner dan 0,7 gr (of cotangenten groter dan 100) kunnen met dezelfde nauwkeurigheid als die van het formulier kad. nr. 62 worden 63,6620 bepaald in twee decimalen uit a Van cotangenten, groter dan 1000, behoeven in het geheel geen decimalen bepaald te worden. De lijninstelling in de rekenmachine Tegenover de opvatting, dat een lijn moet wor den ingesteld met de kleinste waarde voor tg of cotg, heb ik gesteld: V. Bij een juist inzicht in het gebruik van (co)tangenten kunnen we het begrip „ge voelige" en „ongevoelige" lijninstelling mis sen. Evengoed kunnen we spreken van normale en overgevoelige instelling. Het gaat er maar om dat we duidelijk inzien de juistheid van: VI. De controle van een aantal berekende meetpunten d.m.v. lijninstelling is zowel met zeer kleine als met zeer grote (co)tan- genten niet afdoende. VII. Bij lijninstelling in de rekenmachine zijn we vrij in het gebruiken van grote of van kleine (co)tangenten. Snijpuntsbepalingen We gaan het snijpunt P bepalen uit: BP 35,2364 8811,12 Y„ 2534,23 HP 99,8475 8128,14 2111,15. Van de eerste rechte bepalen we de (co)tg klei ner dan 1: tg BP 0,617921 tg HP 417.456 tg BP-tg HP —416,838. We stellen de rechte BP in de rekenmachine en berekenen volgens het bekende schema Yr en Xr. 331

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1971 | | pagina 7