Alvorens de berekening uit te voeren, wil ik eerst het verrassende schema tonen, volgens welke de berekening geschiedt: SCHEMA II. Berekening snijpunt van twee rechten die bijna evenwijdig lopen aan x- en y-as. Or 3 XB Xa xP Ib 6 cotg BP cotg BP cotg AP Rr 9 Yb YP ong. Ya (voor een bewerking met tangenten verwisselen we X en Y) Dit schema is niets anders dan de eerste twee delen van het gebruikelijke schema (I). Hoe komt het nu dat het resultaat YP al in het eerste deel te voorschijn komt? Heel eenvoudig: het verschil der cotangenten (decimalen zijn immers overbodig) is gelijk aan cotg AP. Het resul taat van de bewerking (zie schema I) na het eerste deel is dan gelijk aan het resultaat na het derde deel, dat daarom in schema's II en III gevoegelijk kon worden weggelaten. En nuchter bezien is wel duidelijk, dat bij deze snijding geldt: YP Yn (XA Xn) cotg BP. Bij lijnen, die elk niet meer verschillen van x- en y-as dan 600 dmgr (cotangenten resp. 1000 en 0,001) treedt een verschil op dat minder is dan een miljoenste deel van de afstand tussen de beide gegeven punten. Hier volgt de berekening in schema III. Daarin is een tussentijdse wijziging van de kommastand toegepast, nodig door de beperkte capaciteit van het ib op de Brunsviga-rekenmachine. SCHEMA III. Or 3 8811,120 8128,140 S 4 8128,1400 8128,1812 Ib 6 0,000097 S 5 10268,— Rr 9 2534,23 2534,1637 (ong. 2111,15) 2111,1221 Het resultaat is: XP 8128,181 en YP 2534,164. Het lastigste geval dat zich bij de snijpunts bepaling kan voordoen, blijkt in werkelijkheid het eenvoudigste geval te zijn. Een nieuwe stelling moet daarom aan mijn artikel in Geodesia van februari 1960 worden toegevoegd. Zij luidt: XI. In onze landmeetkunde is een uit over levering stammende vrees voor grote co tangenten er de oorzaak van, dat het een voudigste geval van snijpuntsbepaling nog altijd als het lastigste wordt behandeld. 333

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1971 | | pagina 9