steigerconstructie. We onderscheiden twee typen constructie: 1Mannesmannbuisconstructie 2. Betonconstructie. De energie die vrijkomt bij de botsing moet worden opgevangen door de veerkracht van de constructie. Voor het leveren van deze tegen kracht zijn beide constructietypen voorzien van zogenoemde „fenders", deze bestaan uit houten raamwerken, opgelegd op rubberblokken aan de steiger. Deze moeten in staat zijn, om vooral weerstand te bieden aan de loodrecht op de steiger gerichte component van de kracht van de botsing. De evenwijdig aan de steiger gerichte component kan slechts geringe schade aanrichten. Bij de Mannesmannconstructie levert bovendien de staalconstructie zélf en ook de ondergrond een belangrijk aandeel in de veerkracht. Zelfs kan bij deze typen de weerstand van de con structie enigszins worden overschreden, er ont staan dan vloeiingen in het staal, die een blij vende vervorming veroorzaken, maar de bruik baarheid als steiger nog niet teniet doen. Deze factoren spelen bij een betonconstructie geen rol, daardoor is deze constructie veel kri tischer; de totale tegenkracht moet geleverd worden door de veerkracht van de fenders alleen, wanneer deze kracht wordt overschre den, treedt ernstige schade op door breuk. De constructeur van een steiger moet daarom bij iedere constructie een toelaatbare naderings snelheid opgeven, waarmee een tanker van een zekere massa in aanraking met die steiger kan komen zonder schadelijke gevolgen. In de 6e Petroleumhaven is een steiger van de B.P. gebouwd, welke is uitgevoerd in beton constructie. Als naderingssnelheid is hiervoor een toelaatbaar maximum gegeven van 12 cm/ sec., in de richting loodrecht op de steiger. Ondanks het feit dat men op de hoogte is van deze naderingssnelheid, is het enige malen voor gekomen dat deze steiger geramd werd waar door grote schade werd aangericht. Afgezien van de materiële kant hiervan, zijn de voort durende herstelwerkzaamheden voor de B.P. als eigenaar vanzelfsprekend niet aanvaard baar. Op de vraag naar oorzaken kunnen de volgende antwoorden worden gegeven: 1. De opgegeven naderingssnelheid kan on juist zijn. Er is sprake van constructiefouten of het kan ook zijn dat de opgegeven snel heid wel juist is, maar dat deze in de haven niet is te realiseren. 2. De loods is niet nauwkeurig genoeg te werk gegaan (de kapitein is verantwoordelijk), de steiger is met een te grote snelheid genaderd. 3. Stromingen in de haven maken het soms niet mogelijk om de vaarbewegingen volle dig in de hand te houden. Stroomeffecten beïnvloeden de schepen op het laatste ge deelte van hun route zodanig dat de bewe gingen soms oncontroleerbaar worden en dat de steiger buiten directe menselijke schuld met een te grote snelheid geraakt kan worden. Dit laatste voert of terug tot punt 1, namelijk dat de steigerconstructie op hogere snelheden berekend moet zijn, of tot de betere oplossing dat de veiligheid binnen de haven verhoogd wordt door voorzieningen die de stroomeffecten teniet doen. In samenwerking met de afdeling Landmeten van Gemeentewerken werd daartoe door de Dienst Havenwerken onderzocht of de haven als zodanig wel veilig genoeg is, of dat er gevaarlijke stromingen optreden die het afmeren van schepen ongunstig beïnvloeden. Dit was het doel van de voorwaartse insnijding van de „Evgenia Chandris" en van gelijktijdige stroommetingen die de richting en de snelheid van stromingen vaststellen op diverse diepten teneinde deze in combinatie met de vaarbewe gingen van de tanker te kunnen interpreteren. Meting (zie fig. 1) Op fig. 1 is de situatie weergegeven van de 6e Petroleumhaven met de steiger waar het om ging en ook ziet u drie posities A, B en C uit de vaarroute van de tanker. Bij de le waarneming was de tanker in positie A, bij de 10e in B, bij de laatste (53e waarneming) in C, in B begint een draaiende beweging, om achterwaarts de 6e Petroleumhaven binnen te varen. Van B naar C is het kritieke gedeelte van het traject, waarop men erin moet slagen om door koerscorrecties achterwaarts varend te eindigen in een zijwaartse beweging loodrecht op de stei ger met een snelheid niet groter dan de ge noemde toelaatbare. De landmeetkundigen hebben deze manoeuvre vastgelegd door gelijktijdige voorwaartse in snijding met tussenpozen van één minuut vanuit 6 standplaatsen naar twee punten van de as van de tanker. Vanuit drie standplaatsen (2, 3 en 11, zie fig. 1) werd het voorste en vanuit de drie andere (1, 5 en 10) werd het achterste van deze twee as-punten (310 en 410) ingesneden. Voor deze meting was aan de gebruikte theodolieten een voorziening aangebracht die het mogelijk 14

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1972 | | pagina 14