meen te weten in november zal verschijnen en op een studiedag publiekelijk zal worden be discussieerd. Het is u allicht opgevallen dat de drie commis sies verschillend worden aangeduid voor wat hun onderwerp betreft: stadssanering; sanering en stadsreconstructie; stedelijke verkaveling. Men zou dus kunnen veronderstellen, dat de drie commissies alleen sommige aspecten van de stadsreconstructie op het oog hebben. Dit is echter niet het geval, alleen omtrent de terminologie bestaat verschil (of zo u wilt is dat de oorzaak van de verwarring). Laten we nu eerst eens zien, wat de eerst ge noemde commissie zo al bericht. De commissie stelt eerst vast dat de stadsver nieuwing een eigen karakter heeft. Het is een complex van werkzaamheden, zoals ver nieuwing, vervanging, instandhouding, bescher ming (o.a. monumenten) en herstructurering of reconstructie. Deze zaken zijn onderling sterk vervlochten hetgeen beklemtoont dat de stads vernieuwing een proces is, gericht op een al gehele herinrichting van de stedelijke ruimte die noodzakelijk is geworden door de „ver anderende wijze van leven en samenleven" (citaat uit het rapport). Voor een dergelijke taak is het bestemmingsplan niet geschikt. Dit plan regelt het toe te laten gebruik van grond en opstallen. Het rapport noemt dit dan ook een toelatingsplanologie (passief dus), terwijl de stadsvernieuwing nu juist behoefte heeft aan uitvoeringsplanologie (dus actief optreden). En een dergelijk actief optreden eist dan ook, onderzoek, organisatie en planning alsmede een garantie dat de be nodigde gelden van overheidswege worden ge voteerd. Het kan niet anders of het rapport moet zich ook bezig houden met de inspraak. Het rapport formuleert dit als volgt: aer dient een georganiseerde gelegenheid te zijn voor de bevolking om meningen en ge dachten te uiten ten aanzien van uitgangs punten en beleidsvoornemens; b. de bevolking dient daarbij de mogelijkheid te hebben in discussie te treden met de be stuurders en de technische adviseurs (spreek recht en luisterplicht); c. de bevolking mag verwachten dat hetgeen bij de inspraak naar voren komt, ook binnen redelijke grenzen van invloed zal kunnen zijn op de uiteindelijke door de betrokken openbare instantie te nemen beslissing. Inspraak mag dus geen beslissingsrecht worden, daarvoor dienen de democratisch gekozen be stuursorganen die onder afweging van alle par ticuliere belangen een beslissing nemen in het publieke belang. Meer speciaal zal het nodig zijn dat met de direct belanghebbenden, zoals degenen die voor herhuisvesting in aanmerking komen een nau wer contact ontstaat en de inspraak dus wat in tensiever zal zijn. Dit zal ook gelden voor hen die belang hebben bij de nieuwe situatie. De inspraak kan ook van invloed zijn op het maken van bezwaren tegen het definitieve plan. Reële bezwaren kunnen tijdig onderkend en ondervangen worden. De herhuisvesting is wel een van de grootste knelpunten. De te vervangen woningen worden thans bewoond door mensen die veelal een laag inkomen hebben, meestal nabij de minimum loongrens of door ouden van dagen met een zeer bescheiden inkomen. Beide categorieën be talen thans veelal minder dan 100,per maand, zij zullen voor hun nieuwe woning dan ook niet meer dan 150,tot 200,per maand kunnen opbrengen. Meestal zal een indi viduele huursubsidie nodig zijn om het verschil tussen oud en nieuw te overbruggen en voor de bejaarden zal een sociale begeleiding en het verlenen van practische hulp nodig zijn. Geen stadsvernieuwing is mogelijk als de over heid niet over de grond en de opstallen kan be schikken. Niet alleen een soepel onteigenings- beleid kan daarvoor nodig zijn, maar ook zou gedacht kunnen worden aan een stedelijke ruil of herverkaveling, die men zou kunnen beschou wen als een soort schadeloosstelling, niet in de vorm van geld maar in onroerend goed. Het is een methode die bijv. in Duitsland een bekende werkwijze is. Het advies spreekt zich ook nog uit over het opleggen van gedoogplichten om bijv. zonder toestemming van de eigenaar en voor rekening van de overheid verbeteringen aan te brengen in de toestand van het onroerend goed, zonder wezenlijke wijziging van de bestemming. Om de verwerving te vergemakkelijken zou aan de gemeente een voorkeursrecht toegekend kunnen worden bij iedere transactie van on roerend goed in het stadsvernieuwingsgebied. En tenslotte (althans voor mij) wordt in over weging gegeven te komen tot een wet op de stadsvernieuwing, waarin die specifieke proble matiek kan worden uitgewerkt. Het rapport van de Commissie ter bestudering van de financiële consequenties is nog niet ge reed, althans op het moment van het schrijven 68

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1972 | | pagina 12