meer beschikbaar is begint de bezinning op het „waarom" van dit verkeer dus op de systema tiek waardoor verkeer veroorzaakt wordt. Hier mee is de ontwikkeling van het verkeersonder- zoek begonnen. Wanneer immers oorsprong en bestemming van het verkeer bekend zijn wordt het mogelijk de verkeersspanning te kanaliseren. Maar ook dit bleek nog slechts een begin; im mers de spanning is niet in de tijd constant maar zal zich steeds wijzigen naarmate er zich wijzigingen in de oorsprong dan wel in de be stemming dan wel in de tussenliggende verbin dingen voordoen. Om de consequenties van al dergelijke wijzi gingen te kunnen bestuderen bieden modellen een belangrijk hulpmiddel. Aan de hand van modellen, (gestyleerde) afbeeldingen van de werkelijkheid, kunnen consequenties van be slissingen worden gedemonstreerd en kunnen beleidskeuzen met behulp van alternatieven be ter worden onderbouwd. Bij deze onderbou wing van een bepaalde keuze moet in de toe komst ook de kosten/baten analyse een belang rijke rol gaan spelen, ondanks de moeilijkheden die het waarderen van de baten door het ont breken van „marktprijzen" tot nu toe blijkt op te leveren. Immers pas dan is een verantwoorde keuze tus sen alternatieven werkelijk mogelijk wanneer naast de kosten van de verschillende mogelijk heden ook de baten, in dit verband de te be reiken kwaliteit van het milieu, bekend zijn. In het Engelse rapport „Traffic in Towns" is voor het eerst een poging gedaan een kosten/ baten analyse voor verkeersalternatieven te be naderen. De hoofdlijnen van deze analyse laten zich als volgt samenvatten. De relatie tussen de drie variabelen: kwaliteit van het milieu, toe gankelijkheid voor het verkeer en de kosten, zijn als volgt te omschrijven: Binnen een stede lijk gebied bepaalt het aanleggen van milieu criteria automatisch de verkeerstoegankelijk- heid; de toegankelijkheid kan echter worden vergroot naarmate het bedrag dat in de daar voor nodige aanpassingen kan worden geïnves teerd, hoger is. De kosten/baten analyse zal van de alternatie ven dat als het beste aanwijzen, niet dat met de minste kosten, noch dat met de meeste baten, maar dat waar een maximum aan baten met een minimum aan kosten gepaard gaat. Het rapport omzeilt de moeilijkheden van het waar deren in geld van de baten door aan de ver schillende kwaliteitsaspecten als veiligheid, com fort, directheid, distributiemogelijkheid e.d. punten toe te kennen en deze in een index on der te brengen (index of environmental capa city). Met deze index wordt de verbetering tot uiting gebracht t.o.v. de bestaande toestand (de „baten"). Door de baten door de kosten te delen wordt inzicht verschaft in de mate waarin het geïnvesteerde geld baat oplevert, zonder deze baat in geld uit te drukken (benefit/cost ratio). Hiermee kan echter niet worden aan gegeven of de uitgave door de kwaliteitsverbe tering an sich gerechtvaardigd wordt. Ik ben wat dieper op deze kosten/baten analyse als nieuwe techniek ter ondersteuning van het planologisch denken ingegaan omdat deze sa men met de systeemanalyse en modellenbouw de discussie over alternatieven kan beperken tot essentialia nl. de doelstellingen en de activitei ten om deze doelstellingen te bereiken. Dit kan zowel de besluitvorming als de zo gewenste in spraak alléén maar ten goede komen. Hiermee ben ik beland bij de doelstellingen en daarmee in zekere zin, zoals hiervoor uiteen gezet, bij mijn eigenlijke onderwerp nl. de toe komst van onze steden. Ik heb getracht duide lijk te maken dat de taak van de planoloog niet is het bepalen van doelstellingen, maar wel realisering ervan te geleiden door enerzijds hun consequenties aan te geven en anderzijds de activiteiten om die doelstellingen te bereiken, te stimuleren en zonodig te coördineren. Op een van deze doelstellingen die het toekom stig gezicht van de stad bepalen nl. de zorg voor een veelzijdig stedelijk milieu wil ik hierna met name ingaan. Hiermee raak ik nl. tegelijk „de planologie van steden" i.v.m. de nationale ruimtelijke ordening en kan ik het „waarheen"? van de stad tegen de achtergrond wat duidelijker belichten. 2. EÉN VAN DE DOELSTELLINGEN UIT DE TWEEDE NOTA VOOR DE R.O.: DE ZORG VOOR EEN „GEDIFFEREN TIEERD MILIEU" 2.1. Milieudifferentiatie. De Tweede Nota voor de Ruimtelijke Ordening noemt als vierde hoofdbeleidslijn „de bevorde ring van een zodanige stedelijke ontwikkeling dat binnen de stedelijke gebieden een grote ver scheidenheid van woonmilieus met de mogelijk heid van een hoog percentage eengezinshuizen aanwezig is". Dit om een al te sterke spreiding te vermijden, de bewoners op den duur een goed voorzieningenniveau, evenals een behoor lijk verkeer en openbaar vervoer en een aan trekkelijke woonomgeving te verzekeren. Op de bij de nota behorende structuurschets is de schakering van de stedelijke gebieden in ver schillende stedelijke milieus nader aangegeven 61

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1972 | | pagina 5