Hierin hebben de symbolen de volgende bete
kenis (zie fig. 15):
£y de fout, ten gevolge van de verandering
van de hoek tussen de impulsas
tolas van de gyromotor en de normaal
loodlijn op de spiegel van de auto-
collimatiekijker, welke laatste dient, om
de slingerbeweging van de gyroscoop te
kunnen volgen.
£r) de fout, ten gevolge van de verandering
in de hoek rj tussen de optische as van de
autocollimatiekijker (die evenwijdig is aan
de loodlijn op de spiegel) en de vizierlijn
van de theodolietkijker.
Beide hoeken kunnen wijzigen ten ge
volge van transport of temperatuursver
anderingen.
£5 de fout, ten gevolge van veranderingen in
de frequentie en in het voltage van de
voedingsstroom, welke veranderingen wij
zigingen in de rotatiesnelheid van de gyro-
tol kunnen veroorzaken.
£s fouten, ten gevolge van storende magne
tische effecten.
su fouten, ten gevolge van veranderingen van
de natuurkundige karakteristieken van de
torsieband ophangband te wijten aan
inwendige spanningen, temperatuursver
anderingen, e.d.
£v fouten, ten gevolge van veranderingen in
de torsie van de stroomgeleidingen tussen
het gyro-huis en de tolmotor.
£co fouten in het volgen van het gyro-merk
en in het vaststellen (aflezen) van de om-
keerpunten.
£x de fout in het gegeven azimut van het
calibratie-station.
£T de fout in de theodoliet-meting tijdens het
calibreren.
Ieder lid van het rechter gedeelte van vergelij
king (30) heeft invloed op de vaststelling van
de instrumentconstante A. Ten opzichte van
enkele factoren uit deze vergelijking volgen hier
nog nadere opmerkingen:
Tussen het hoekmoment van de gyroscoop en
de werkzame frequentie bestaat de volgende
relatie [8] (zie ook verg. 5):
Hieruit blijkt, dat veranderingen in de frequen
tie direct invloed uitoefenen op het hoekmo
ment, en dus op het precessiemoment en de
richtkracht van de gyroscoop.
De stroom- en frequentieafgifte van het voe
dingsgedeelte moet dus bijzonder goed gesta
biliseerd zijn.
Een cilinder beschermt de gyroscoop tegen
uitwendige magnetische invloeden tot een uit
wendig magnetisch krachtveld van ongeveer 2
oersted. Deze magnetische effecten kunnen een
storende invloed op de slingering van de gyros
coop uitoefenen.
De torsieband draagt het hele gewicht van de
gyrotol huis. Veranderingen in de torsie van
de band en van de torsievrije positie nul
positie tijdens de meting, zullen de betrouw
baarheid van de azimutbepaling sterk beïn
vloeden. Daarom moet het slingersysteem met
de grootst mogelijke zorg behandeld worden.
Het lossen en arrêteren van het slingersysteem
mag alleen gebeuren, indien de gyrotheodoliet
op het statief staat, vertikaal gesteld is en zo
goed mogelijk naar het geografische noorden
georiënteerd is.
De torsieband moet aan de volgende drie eisen
voldoen:
a. de torsievrije positie moet constant zijn;
b. het koppel van de band moet zo klein mo
gelijk zijn met betrekking tot het richtend
vermogen van de gyroscoop;
c. de ophangband moet sterk zijn en onge
voelig voor uitwendige krachten, zoals
transport- en temperatuurinvloeden.
De torsievrije positie van de gyrotol huis
wordt bepaald door een vrije slingering, dus
met uitgeschakelde gyromotor, uit 4 omkeer-
punten in schaaleenheden van de gyro-schaal.
Het is raadzaam, dit zowel voor als na de
meting te doen, om eventuele wijzigingen in de
torsievrije positie tijdens de meting te kunnen
constateren. Uit deze 2 bepalingen wordt de
gemiddelde bandcorrectie berekend. Vindt men
een groot verschil tussen de 2 nulposities, dan
wordt de laatste bepaling aangehouden, omdat
deze, vastgesteld na de motorische meting, de
meest waarschijnlijke is. De torsievrije positie
mag niet meer dan 1-2 schaaleenheden van de
nulstreep van de gyro-schaal afwijken. Is het
meer, dan moet het slingersysteem öf gejusteerd
worden, öf moet een bandcorrectie ANlt' (zie
het hierop volgende) toegepast worden.
Indien de torsiale evenwichtstoestand van de
ophangband en van de stroomgeleiders niet sa
menvalt met de nulstreep van de volgschaal, zal
de rustpositie van de draaiende gyroscoop niet
in het meridiaanvlak liggen, maar in een vlak,
dat de resultante is van de draaimomenten
(koppels) van de ophangband en van de stroom
geleiders èn van het draaimoment ten gevolge
96
Jwtol Otoi.2n.f-(»toi' (31)