Waarnemingsrekening Verder is vanaf A over B naar C gemeten. Tijd: 3 uur. De aflezingen in B en C waren resp.: B 24,0027 mm, C 48,0025 m. De vier waarnemingen zijn even nauwkeu rig en niet-correlerend. Gevraagd: a. De meest waarschijnlijke waarden voor de afstanden AB en BC. b. De schatting van de varianties van de vereffende waarden van AB en AC. 1. In bovenstaande figuur zijn de hoeken 1.2, 2.3, 3.1, 4.5 en 6.7 gemeten, als volgt: 1.2 165,1413 2.3 51,2849 12 55 07 57 16 59 3.1 183,5746 4.5 76,1831 49 25 52 28 53 34 37 6.7 72,5327 28 36 31 33 Gevraagd: a. De schatting van de standaardafwijking in de enkele hoekmeting. b. De vereffende hoeken. c. De schatting van de variantie van de enkele hoekmeting uit deze vereffening. d. Is deze schatting significant groter dan die berekend bij a. e. Zo ja welke hoek zal dan in eerste in stantie worden overgemeten? 2. Inplaats van de hoeken 1.2, 2.3 en 3.1 zijn de richtingen 1, 2 en 3 gemeten, als volgt: 1. 0,0000 1. 0,0000 2. 165,1413 2. 165,1407 3. 216,4262 3. 216,4262 3. 216,4267 3. 216,4275 2. 165,1412 2. 165,1416 1. 0,0000 1. 0,0000 Bepaal, met de hoekwaarnemingen van 4.5 en 6.7, de vereffende richtingen. 3. De afstanden tussen de punten A, B en C zijn als volgt gemeten: AB 24,0048 m, BC 24,0015 m. Landmeten en Waterpassen Tijd: 2i/2 uur. 1. a. Welke fouten, onvolkomenheden of af wijkingen kent u met betrekking tot het oog en de ooglens. b. Noem en verklaar de voor bovenbedoel de „oogfouten" geschikte corrigerende middelen. c. Indien een waarnemer met het blote oog een loep gebruikt in de voor hem ideale stand voor langdurige waarneming, welke situaties van voorwerp, loep, oog en beeld kunt u dan aangeven (even tueel tekenen) in geval van het optreden van onder a bedoelde „oogfouten". 2. Men onderscheidt een aantal waarnemings- handelingen b.v. symmetrie-instelling bij waarneming met één oog, die verschillen in nauwkeurigheid. Noem deze „handelingen" van het oog in volgorde van gevoeligheid of nauwkeurigheid en vermeldt, voor zover mogelijk, de u bekende afleesmiddelen en landmeetkundige (meet)technieken, waarbij men gebruik maakt van de bedoelde waar nemingsmogelijkheden, zo mogelijk een en ander onder opgave van de bereikbare nauwkeurigheden. (Deze vraag s.v.p. syste matisch en zo bondig mogelijk beantwoor den.) 3. Vermeld de u bekende soorten hoogteme ting, onder opgave van de daarbij in te zet ten instrumenten en hulpmiddelen. Geef hierbij ook aan voor welke doeleinden/om standigheden de verschillende wijzen van hoogtemeting het meest geëigend zijn. 4. Indien richtingsmeting volgens de reïteratie- methode ten behoeve van de bepaling van een snelliuspunt wordt uitgevoerd, geef dan bij elk kenmerkend onderdeel van de meet procedure aan hoe en waarom dit aldus wordt uitgevoerd. 107

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1972 | | pagina 23