Deze twee bewegingen vormen samen in de ruimte een tuimelbeweging van het horizontale vlak om de rotatievector van de aarde. Bovendien merken we op, dat aan de aequator (cp 0° -*■ sin cp 0 -> covert. 0 en cos cp 1 -> wjvz coa) het horizontale vlak alleen om zijn meridiaan wentelt met een snelheid <x>(, en geen draaiing om de vertikaal vertoont. Aan de noord- en zuidpool daarentegen (cp 90° -> cos cp 0 »- wnz 0 en sin cp 1 -> wvert co„) blijft het horizontale vlak in het zelfde ruim telijke vlak liggen en draait met een snelheid coa om de vertikaal, die op de polen samenvalt met de rotatieas van de aarde. Beschouwen we nu de gedragingen van een aantal klassieke gyroscopen, zoals reeds opge noemd in hoofdstuk II, punt 2, dan kunnen we het volgende opmerken: Stellen we een vrije gyroscoop (II.2.a) (fig. 10) in werking in een punt P op een breedte cp, met zijn rotatieas zowel in het horizontale vlak als in de meridiaan, dan zal door de traagheid deze gyroscoop zijn stand „in de ruimte" behouden; terwijl het horizontale vlak, dat aan de aarde gebonden is, van uit de ruimte bezien, letterlijk onder de gyroscoop een tuimelbeweging uit voert. Dientengevolge zal de tolas na 6 en na 18 uur de grootste uitwijking vertonen ten op zichte van het meridiaanvlak, terwijl hij na 12 uur de grootste uitwijking vertoont ten opzichte van het horizontale vlak. Na 24 uur zal de tolas weer in het horizontale vlak en in de meridiaan liggen. Stellen we een inclinatie gyroscoop (II.2.b) (fig. 11), die dus alleen om de Y-as kan draaien (de Z-as is vast), in een punt P op een breedte cp in werking, met zijn rotatieas in de meridiaan en in het horizontale vlak, dan zal deze gyros coop gaan precesseren om de Y-as ten gevolge van de draaiing van de aarde. Deze precessie duurt voort totdat de draaivector van de tol de zelfde richting heeft als de draaivector van de aarde, dat wil zeggen, dat de tolas evenwijdig is aan de aardas. De tolas zal dan een hoek cp vormen met het horizontale vlak. Het is in principe dus mogelijk om met een inclinatie gyroscoop de geografische breedte van een on bekend punt, of in een bekend punt de lokale horizon te bepalen. Stellen we echter een declinatie gyroscoop (II.2.c) (fig. 12), die dus alleen om de Z-as kan draaien (de Y-as is vast), in een punt P op een breedte cp in werking met zijn rotatieas in het horizontale vlak, dan zal deze gyroscoop gaan precesseren om de Z-as, ten gevolge van de draaiing van de aarde. Deze precessie duurt voort totdat de draaivector van de tol in één vlak ligt met de draaivector van de aarde, dat wil zeggen dat de tolas dan in het meridiaan- vlak ligt, dus naar het geografische noorden wijst. Daarom noemt men de declinatie gyro scoop ook wel een noordzoekende gyroscoop en wordt dit type gyroscoop toegepast in gyro- theodolieten. Welke krachten werken nu op de gyroscoop in ten gevolge van de aardrotatie? Omdat de de clinatie gyroscoop alleen om de vertikaal kan 92

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1972 | | pagina 8