V. Meetmethoden Ten behoeve van het oriënteren van een rich ting met behulp van een klassieke gyroscoop zijn vier meetmethoden ontwikkeld, die al naar gelang de uitvoering van het instrument toege past kunnen worden [5], [9], [10], [11], [12], [13], [14]: 1. de omkeerpunten-methode, 2. de schaal-methode, 3. de passagetijd-methode, ook wel de tijd-me- thode genaamd, 4. de snelle methode. ad. 1. Voor het toepassen van de omkeer punten-methode is een theodoliet vereist met een continue horizontale fijnbeweging. In prin cipe is dit de meest nauwkeurige meetmethode, omdat het gyromerk in zijn nulpositie gevolgd wordt met behulp van de horizontale fijnbe- wegingsschroef van de theodoliet. De torsie van de ophangband en van de stroomgeleiders is dan praktisch nul en oefent geen storende in vloed uit op de slingering van de gyrotol. Het nadeel is echter, dat gedurende de hele meet- cyclus de waarnemer voortdurend en heel regel matig (bij stotend volgen ontstaat een storende nutatie op de slingering van de gyroscoop) het gyromerk manuaal moet blijven volgen. Gyro- scopische oriënteringsinstrumenten met een automatische volging, welke door servomotoren bestuurd wordt, hebben dit nadeel niet zoals bij de MOM GI-B2 en de Anschütz Girolit II. Het instrument moet (b.v. magnetisch) noord georiënteerd worden om knikken in de torsie band te voorkomen. De omkeerpunten ax, a2, .a„ van de slingerbeweging van de gyroscoop worden op de horizontale rand van het theo dolietgedeelte afgelezen (zie fig. 17). Het mid delen kan op 2 manieren gebeuren: volgens de methode Schuier is v 7a («i «7 «a /v, - 2 V* -- 2 en N0 - n de tweede methode is: Va(«2 ö3) V.(a, at) kr 2N< en Na - n 118 De richting naar het geografische noorden is dan: N N„ ijkcorrectie Door het aflezen van 4 omkeerpunten kunnen dus 2, niet onafhankelijke, rustposities Nx en N., berekend worden en daaruit de gemiddelde rustpositie Nu. Het is mogelijk, door vergelij king van Nx en N2 een beoordeling te verkrijgen van de regelmaat van de meting. Het aflezen van 4 omkeerpunten duurt ongeveer 30 minuten. We kunnen echter ook 2 onafhankelijke series (met tussentijds arrêteren) van ieder 3 omkeer punten meten. Hieruit kan dan eveneens con trole op de meting uitgeoefend worden; we kunnen de standaardafwijking van de georiën teerde richting berekenen en bovendien wordt de nauwkeurigheid van de gyroscopische oriën tering belangrijk opgevoerd (zie IV). De meet tijd bedraagt in dit geval 40-45 minuten, ad. 2. Voor het toepassen van de schaal-me thode is een voororiëntering vereist, welke bin nen ±1° juist is en die bijvoorbeeld magne tisch bepaald kan worden. De theodoliet wordt in de richting van de voororiëntering N„' vast gezet en de omkeerpunten van de slingerbewe ging worden met behulp van het gyromerk op de gyroschaal afgelezen. Bij deze methode ver valt dus het voortdurend manuaal volgen door de waarnemer, terwijl een storing door stoten of onregelmatig volgen niet optreedt, omdat het instrument tijdens de meetcyclus niet aange raakt hoeft te worden. Bij deze methode wor den 2 tot 4 omkeerpunten afgelezen (zie fig. 18). Hieruit wordt het Schuier-gemiddelde (zie ad. 1) berekend; deze gemiddelde schaalafle- zing wordt daarna met de schaalfactor k ver menigvuldigd om een waarde in hoekeenheden te verkrijgen: AAV k.(ctj ar) k. 0,1 y a'2 ar N N0' AW,,' ijkcorrectie Door deze laatste waarde op te tellen bij de horizontale randaflezing van de theodoliet wordt de richting naar het geografische noor den verkregen. De meettijd bedraagt 5-15 mi nuten. ad. 3. De nauwkeurigheid van de schaal-me thode kan verhoogd worden, door met behulp van een chronometer de passagetijden te be palen op het moment, dat het gyromerk de nulindex op de gyroschaal passeert. Bij een halve slingertijd van ongeveer 3,5 minuut, heb ben we ruim voldoende tijd om deze tijdwaar neming te combineren met het aflezen van de omkeerpunten op de gyroschaal. n, Va («2 a4) as A, AVa(ai aa) Va(a2 aa) Ni 2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1972 | | pagina 6