Verslag NGL-studiedagen 1972 Voor de derde maal in successie organiseerde de stichting NGL ook in 1972 weer een twee tal studiedagen. Leek het er op dat de HTS in Utrecht het vaste adres voor de studiedagen zou worden; thans, op 5 en 6 mei 1972, was in verband met het onderwerp Fotogrammetrie domicilie gekozen in het ITC te Enschede. En waar zou men dan beter terecht kunnen? De voorzitter van het NGL, de heer B. M. de Bruin, kon in totaal 60 deelnemers, die uit alle delen van het land waren samengekomen, wel kom heten. Principes in de fotogrammetrie Allereerst werd een ongeveer 20 minuten du rende kleurenfilm van Wild vertoond, die ge maakt was voor een congres in Lissabon in 1964. Deze film gaf een uitstekend overzicht van de fotogrammetrie; wat is fotogrammetrie en wat kan men er mee doen? Van paspunts- bepaling, luchtopnamen, uitwerkingsapparaten naar de kaart die weer voor vele doeleinden geschikt is, zoals kadaster, stadsuitbreiding en -reconstructies, bosbouw, geologie, planning van wegen enz. Hierna hield ir. H. C. Zorn (ITC) een inleiding over Principes in de fotogrammetrie. In de eerste plaats werd gesproken over de verschil len tussen foto en kaart; centrale en orthogo- nale projectie. Verder werden nog wel bekende, maar voor velen niet meer erg levende be grippen als relatieve oriëntering (reconstructie van de stralenbundel), absolute oriëntering (het op schaal brengen van en het geven van de juiste helling aan het ruimtelijke model), en stereoscopie op heldere wijze gepresenteerd. De nauwkeurigheid in de x-, y- en z-coördi- naten, die eigenlijk alleen maar afhankelijk is van de vlieghoogte en het principe van de or- thofotografie, waarover prof. van der Weele later uitvoerig zou terugkomen, besloten de vlotte lezing van ir. Zorn. Men raakte op deze manier weer ingespeeld. Na de discussie werd de lunch gebruikt in het restaurant van het ITC. Vervolgens werd het gezelschap, verdeeld in groepen, rondgeleid langs het uitgebreide instrumentarium. Voorbereiding voor een opname De heer E. B. Kustner (RWS) sprak aan de hand van dia's over Voorbereiding voor een opname, planning en opname-apparatuur. Het vliegtuig van waaruit de opnamen gemaakt worden, moet langzaam kunnen vliegen, tril- lingsvrij en stabiel zijn. Ook aan de camera dienen verschillende eisen gesteld te worden. Het optisch middelpunt moet vastliggen, de ver- tekeningskromme moet bekend zijn, de beeld afstand moet vast zijn en een centraalsluiter is een vereiste. In verband met de verschillende openingshoe ken van camera's, heeft de keuze van de camera direct consequenties voor wat betreft de vlieg hoogte. De navigator heeft veelal een gekleurde topografische kaart 1 25.000 met daarop de genummerde vlieglijnen en oriënteert zich door waarneming door een telescoop op boerderijen, torens e.d. De afwijking van de vlieglijn mag maximaal 15% zijn; vandaar dat met een zijde lingse overlap van 30% gewerkt wordt. Voor wat betreft de opnameschaal kan gesteld worden dat een factor 6 tussen opnameschaal en kaartschaal nog zeer wel mogelijk is. De paspunten moeten liggen langs de omtrek van het op te nemen gebied en de onderlinge afstand moet ongeveer gelijk zijn aan 2x/2 maal de opnamebasis. De schijven waarmee de pas- punten gesignaleerd worden, dienen bij een op nameschaal van 1 4000 en groter een dia meter te hebben van 25 cm en bij een opname schaal van 1 5000 tot 1 10.000 van 35 cm. Na de thee werd aan de aanwezigen een grijs- druk van een topografische kaart 1 25.000 verstrekt, waarop een gebied stond aangegeven waarvan een kaart 1 1000 van de aanwezige topografie gemaakt moest worden. Hoe moet het vliegplan er nu uit zien? Voor de opnameschaal werd 1 5000 (5 x 1000) gekozen. Camera: 15/23 d.w.z. een ca mera met een brandpuntafstand van 15 cm en een fotoformaat van 23 x 23 cm. Zijdelingse overlap: 30% (i.v.m. 15% navigatiespeling) en 60% langsoverlap. Via S fH 5^00= werd de vlieghoogte bepaald op 750 m. De strookbreedte is dan 70% (10030) van 23 cm 16 cm; hetgeen voor de opname schaal 1 5000 800 m oplevert. De opnamebasis is 40% (10060) van 23 cm 9 cm; ofwel voor 1 5000 450 m. De onderlinge afstand tussen de paspunten is dan 2J/£ maal zoveel; nl. 1100 m. Hiermede was de eerste dag van deze studie dagen afgesloten. 161

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1972 | | pagina 17