bij een ontwikkelingsbedrijf worden gevoegd dan wel een niet-agrarische bestemming krijgen. Ook de thans geldende voorwaarden om voor een beëindigingsvergoeding in aanmerking te komen, zullen met het oog op de Brusselse besluiten moeten worden aangepast, bijv. met betrekking tot de uitoefening van het hoofdbe roep van betrokkenen. Bovendien zullen voor zieningen in de beëindigingsvergoedingsregeling moeten worden ingebouwd ten behoeve van de meewerkende gezinsleden en agrarische werk nemers. De bewindsman heeft het bestuur van het O. en S.-fonds inmiddels verzocht, de noodzake lijke aanpassingen aan de richtlijnen te onder zoeken en een gewijzigde beëindigingsvergoe dingsregeling op te stellen. Het fondsbestuur zal in het kader van dit onderzoek tevens nagaan in hoeverre in de bestaande beëindigingsproce dure bepaalde vereenvoudigingen kunnen wor den aangebracht, zowel met betrekking tot het ambtelijke deel van de procedure als ten aan zien van de door betrokkenen te verrichten handelingen. Minister Lardinois hecht aan een zo eenvoudig en overzichtelijk mogelijke procedure grote waarde en hoopt dan ook, dat het fondsbestuur op dit punt tot de gewenste vereenvoudigingen zal kunnen komen. Hij wil de eigen verantwoordelijkheid van de bedrijfsgenoten en van het georganiseerde be drijfsleven nog eens benadrukken in verband met de richtlijn betreffende de modernisering van landbouwbedrijven. Deze richtlijn noopt tol een aanpassing van het beleid, die directe in vloed heeft op de beslissingen van de individu ele ondernemer. De uitvoeringswijze van deze richtlijn moet dan ook als uitgangspunt hebben een onaangetast laten van de ondernemersfunc tie: de overheid kan en mag niet op de stoel van de ondernemer gaan zitten. Bij het instellen van een regeling ter moderni sering van perspectief biedende bedrijven door middel van het verlenen van rente-subsidies voor leningen ter financiering van de uitvoering van een goedgekeurd ontwikkelingsplan behoort het accent te blijven liggen op het wegnemen van duidelijke knelpunten. De regeling moet dan ook niet alleen selectief zijn voor de onder nemers en hun bedrijven, maar ook voor pro- duktiesectoren en investeringsobjecten. Dit brengt mee dat naar het oordeel van de be windsman de toe te kennen bijdragen naar loop tijd en rentepercentage moeten kunnen variëren, zulks mede gelet op de noodzaak, de vereiste ervaring op te doen. Hij heeft het fondsbestuur daarom verzocht de uitvoering van de richtlijn in die zin ter hand te nemen. Een en ander zal vermoedelijk re sulteren in een kaderbesluit, dat de richtlijn operatief maakt voor het Nederlandse grond gebied. Op basis daarvan zal per produktie- sector een toepassingsbesluit worden genomen, dat speciaal aandacht aan de voornaamste knel punten besteedt. In de akker- en weidebouw zijn bedrijfsgebouwen, ontsluiting, verkaveling en waterbeheersing centrale punten. Op grond van genoemde uitgangspunten hoopt minister Lardinois op korte termijn op zinvolle wijze uitvoering te geven aan de Brusselse struc- tuurbesluiten door aanpassing van en aanvulling op het reeds bestaande beleidsinstrumentarium. Rentesubsidies Een algemeen stelsel van rentesubsidies een voor ons land nieuw instrument moet met voorzichtigheid en reserves worden gehanteerd in verband met de stimulansen die hiervan kun nen uitgaan voor produktieuitbreiding en daar mede voor verstoring van het marktevenwicht. De mate van aanvaardbaarheid van dit stelsel wordt enerzijds bepaald door de mogelijkheid het selectief toe te passen, anderzijds door het, naar verwachting, diligente gebruik van de mo gelijkheden die de betreffende richtlijn biedt, de toepassing van-het subsidiebeleid ten aan zien van bepaalde sectoren te schorsen of te beperken. De instelling van een rentesubsidiebeleid kan tenslotte aanleiding geven tot een ongewenste administratieve rompslomp, in het bijzonder gelet op de controlemoeilijkheden, die daaruit kunnen voortvloeien. De minister hoopt dat ge vaar tot een minimum te beperken, met name door de inschakeling van banken en van zijn regionaal apparaat. Het ruilverkavelingsbeleid In aansluiting aan hetgeen onlangs bij meer dan één gelegenheid reeds is bekend gemaakt over de regeringsbesluiten ten aanzien"van de conclusies waartoe de ministeriële bezinnings- commissie inzake het ruilverkavelingsbeleid is gekomen, wordt nog in de Nota vermeld, dat het maximaal toegestane mengsubsidiepercen- tage wordt bepaald op 65. In deze mengsubsi- die zijn niet begrepen de begrotingsonderdelen betreffende de vrijwillige kavelverbeteringswer- ken en betreffende het landschapsplan, voor zover de kosten daarvan een groter aandeel dan 4% van de begroting uitmaken. Voor drastische bedrijfsvergrotingen wordt de financiering in de vorm van ruilverkavelings- 165

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1972 | | pagina 21