tingsbeleid werden reeds in de M.v.T. op de begroting 1972 geformuleerd. De grondmobiliteit, gestimuleerd door de be drijfsbeëindigingsregelingen, is een belangrijke factor bij de verwezenlijking van deze doelstel lingen. Vooral in gebieden waar de bedrijfs- groottestructuur te wensen overlaat. Indien niet- agrarische bestemmingen een belangrijke opper vlakte in het in te richten gebied eisen, kan de ruilverkavelingswet behoudens in gebieden waar op vrijwillige basis veel grond is ver worven niet aan alle behoeften tegemoet komen. Teneinde het wettelijke instrument aan te pas sen aan de doelstellingen en tegelijk de onder linge afstemming van de ruimtelijke ordening en de landinrichting verder te ontwikkelen, zal zoals eerder aangekondigd de studie over een landinrichtingswet spoedig ter hand wor den genomen. Deze landinrichtingswet zal de Ruilverkavelingswet vervangen, maar een effec tief beleid in het kader van het landbouwstruc- tuurbeleid mogelijk blijven maken. In de inter departementale commissie die genoemde studie ter hand zal nemen, zullen behalve de departe menten van landbouw en visserij en volkshuis vesting en ruimtelijke ordening ook andere belanghebbende departementen vertegenwoor digd zijn. Bij deze studie zullen o.m. de volgende onder werpen nader worden onderzocht: de doelstelling: landrichting vraagt om een verruiming van de doelstelling in de wet. De landinrichtingswet zal de inrichting van het platteland moeten regelen in nauwe samenhang met de Wet op de Ruimtelijke Ordening. De besluitvorming: nadere bezinning is noodzakelijk omtrent de besluitvorming, in het bijzonder ten aanzien van de landin richtingsplannen waarmee overwegend niet- agrarische belangen worden nagestreefd. In samenhang hiermee dienen de inspraakmo gelijkheden gedurende de uitvoeringsproce dure nader te worden herzien. De grondafstand voor doeleinden van al gemeen nut, indien hiervoor meer dan 5% van de waarde van de grond nodig is. De uitvoering: in de huidige wet is de ver wezenlijking van het landschapsplan niet op dezelfde wijze mogelijk gemaakt als de aanleg van wegen en waterlopen. In het ontwerp voor de Reconstructiewet Midden- Delfland is de uitvoering van deze plannen op dezelfde wijze geregeld. Het toekomstige beheer c.q. de beheers vormen van openbare voorzieningen. Eventuele regelingen om via beheersover eenkomsten e.d. bepaalde vormen van land bouw instand te houden om landschappe lijke of natuurwetenschappelijke redenen. De regeling van de financiering van de uit te voeren werken. Het landinrichtingsbeleid zal zowel in de nabije als in de verdere toekomst gericht dienen te zijn op een welvarend en veelzijdig ingericht platteland met inachtneming van de mogelijk heden tot behoud en versterking van het natuur lijke milieu. GRONDBANKPROEF VAN START De mogelijkheid een beroep op de Grondbank te doen staat in principe open in de volgende gevallen: bij bedrijfsvergroting door vergroting van het areaal, bij overname van de grondeigendom in ge- van van overname van het bedrijf door kin deren van ouders, bij omzetting van pacht in eigendom bij verkoop door de verpachter aan de pachter. Zoals bekend, zijn voor de proef met een Grondbank aangewezen de ruilverkavelingen Oost- en West-Dongeradeel en Sneeker-Oud- vaart in Friesland, Meeden-Scheemda, Nieuw- Scheemda en Woldendorp in Groningen als mede Gieten-Gasselte en Westerbork in Dren the. Het buiten ruilverkavelingsverband bij de proef betrokken gebied „De Veenpolder van Echten" in Friesland is reeds tot aankoopgebied van de SBL verklaard. De Grondbank is be doeld om de problemen van financiering van grond bij overname te verlichten. Daartoe wordt grond aangekocht en in erfpacht weer uitgegeven. De SBL zal deze aankopen ver richten en de erfpachtcontracten afsluiten. Gegadigden en hun bedrijf dienen aan een aan tal eisen te voldoen om voor een erfpachtcon tract in aanmerking te komen. De ondernemer moet de landbouw als hoofdberoep uitoefenen, mag in het algemeen niet ouder dan 44 jaar zijn (tenzij er een opvolger op het bedrijf aan wezig is) en moet beschikken over voldoende vakbekwaamheid en een financiële draagkracht, die het mogelijk maakt dat na inschakeling van de grondbank een gezonde financieringsstruc tuur van het bedrijf ontstaat. Het bedrijf mag in de laatste vijf voorafgaande jaren niet vrij willig zijn verkleind en moet na inschakeling van de Grondbank tenminste aan de volgende oppervlaktenormen gaan voldoen: 167

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1972 | | pagina 23