beletten toe te treden tot de film, daar dit sterk versluierend werkt. Aangezien dit verstrooiïngs- effect ook nog vrij sterk is in het blauw (ver gelijk de blauwe lucht, blauwe rook), krijgt men scherpere foto's als ook dit blauwe licht nog uitgefilterd kan worden. Om deze reden wor den de andere drie filmsoorten meestal belicht door een geelfilter. Het gebruiksdoel bepaalt welke film gebruikt moet worden, welke foto- schaal, opnamehoek, overlap, seizoen en tijd stip, en wat de aard moet zijn van het af te leveren product: contactafdrukken, vergrotin gen, papierafdrukken of diapositieven. Om een voorbeeld te noemen: een stedelijke dienst voor parken en plantsoenen zal voor de controle van de gezondheidstoestand luchtop namen prefereren, die gemaakt zijn met een camera met relatief lange brandpuntsafstand om bij hoogbouw geen last te hebben van te veel perspectivische vertekening. Toepassing van kleuren infraroodfilm maakt het mogelijk de vitaliteit van het stadsgroen te beoordelen mits de fotoschaal niet kleiner is dan 1 5000, de opnamen plaatsvinden tussen eind mei en half augustus (alle loof is dan volgroeid) en midden op de dag (geen lange schaduwen) bij wolkenloze hemel. De originele diapositieven geven het minste detailverlies en kunnen bij opnamen met 60% overlap zeer goed onder een spiegelstereoscoop geanalyseerd worden, wanneer de foto's gemonteerd zijn op een licht bak met daglicht T.L.-buizen. Niet-metrisch gebruik Deze benaming legt in feite een enorme beper king op de toepassing van de luchtfoto, zeker in een tijd, waarin men tracht de subjectieve beschrijving uit te schakelen en alle afgebeelde informatie aan de hand van objectieve metin gen te quantificeren en te rubriceren. Het is bijvoorbeeld niet meer voldoende om kleuren te beschrijven als roze, lichtrood en donker rood. Elke kleur is exact gespecificeerd naar hoofdkleur, intensiteit of helderheid en ver zadiging. Elk vakgebied, dat zich bezighoudt met de studie van het bovenste deel van de aardkorst, kan uit de luchtfoto een schat van informatie halen. Enkele disciplines zijn bodemkunde, bosbouw, archeologie, landschaps- en steden- planologie, oceanografie, verkeersplanning, faunabeheer, recreatieplanning. Elke gebruiker tracht met behulp van verworven kennis en aan de hand van metingen en vergelijkingen die fotobeelden te analyseren, die juist voor hem interessant zijn. Hierbij dient hij zich wel be wust te zijn van de wijze waarop de beelden tot stand zijn gekomen. Fotoschaal en de film filter combinatie zijn wel de belangrijkste cri teria waarmee hij bij zijn conclusies rekening zal houden. Vaak wordt informatie slechts op indirecte wijze verkregen. Zo moet de bodemkundige meestal afgaan op de aard en de toestand van de vegetatieve grondbedekking. Recreatiedes kundigen moeten bij het mensen tellen op luchtfoto's een schatting maken van het per centage dat zich onder de bomen ophoudt. De bosbouwer meet boomhoogten en kroondia- meters en leidt daaruit het houtvolume af. De geoloog schat aan de hand van het voorkomen van bepaalde formaties de kans op het voor komen van mineralen. In tegenstelling tot de fotogrammeter, die van een luchtfoto een kaart maakt met een relatief grotere schaal, wordt bij de geodisciplines meestal een kaart afgeleverd, die in schaal ge lijk of kleiner is dan de fotoschaal. Dit is nodig om bij grote gebieden tot een overzichtelijk ge heel te komen, waarin toch alle details van de foto-interpretatie tot hun recht komen. Het proces van de foto-interpretatie kan men ruwweg opsplitsen in vijf fasen: de voorberei ding (verzamelen van literatuur, veldgegevens, oude kaarten, etc.) de foto-analyse, terrein controle, data verwerking en kaartering. In dit verband zal alleen de interpretatie van de foto beelden nader belicht worden. De foto-analyse Hierbij onderscheidt men een aantal beeldele menten, te weten kleur of grijstoon, grootte en vorm, schaduw en textuur, patroon, associatie en locatie. Het verschil in kleur of grijstoon van een afbeelding ten opzichte van de omrin gende beelden is van bijzonder belang voor de ontdekking van het beeld. De keuze van de juiste filmsoort kan hier bijzonder belangrijk zijn. Uit figuur 1 blijkt bijvoorbeeld dat de reflectie van loof- en naaldhout in het gevoelig- heidsbereik van de Panchromatische film pro centueel niet erg veel verschilt. Dit houdt in dat beide in vrijwel dezelfde grijstint worden afgebeeld. De reflectie verschilt echter aanmer kelijk in het optische infrarood en dit kan bij voorbeeld worden geregistreerd met een infra rood zwart-wit film, waarbij loofhout veel lich ter wordt afgebeeld dan naaldhout, (zie foto 1). Wanneer enig contrast ontbreekt is ontdekking van een fotobeeld alleen nog mogelijk als het beeldvormende object in hoogteligging ver schilt van zijn omgeving en daardoor bij zon neschijn een schaduw werpt op de omstaande voorwerpen. Soms ook kan een voorwerp al leen maar herkend worden aan de vorm en de grootte van de slagschaduw, die bij gunstige 180

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1972 | | pagina 4