Bij de werken die in Dordrecht in opdracht van de gemeente worden uitgevoerd, worden mèt de bestektekeningen de leidingkaarten aan de betrokken opzichter meegegeven. Dikwijls worden op deze leidingkaarten de be grenzingen van te ontgraven gedeelten aange geven. Dan valt meteen in het oog, waar men voorzichtig moet zijn. Dit betreft dus die ge vallen, waarin leidingen gehandhaafd moeten worden. Is het werk van zodanige aard, dat de leidingen niet gehandhaafd zouden kunnen wor den, dan moeten deze natuurlijk eerder omge legd worden. Verder zou ik nog iets willen vertellen over commissies, die bezig zijn met de studie over zaken betreffende leidingregistratie, of reeds verder zijn dan studie. We hebben allen kennis kunnen nemen van het rapport van de „Studiecommissie Leidin genregistratie", welke commissie door de toen malige NLF in 1967 is ingesteld naar aanlei ding van het besprokene op een studiedag aan gaande het „Leidingenkadaster" in 1962, voor zitter is prof. Witt. Deze commissie bepleit een „Wet op de lei dingenregistratie", mogelijk als voorloper van een latere „Algemene leidingenwet" De commissie staat voor ogen een centrale leidingenregistratie in drie fasen: le. Registratie van leidingbeheerders; 2e. Registratie van belangrijke leidingen op kleinschalige topografische kaarten; 3e. Registratie van alle leidingen (als men ooit zover zou willen gaan). U hebt begrepen dat mijn hele verhaal juist de derde fase betreft, welke ik het belangrijkste vind; fase 1 en 2 kunnen inderdaad hun nut hebben, maar dan m.i. in hoofdzaak voor het buiten-stedelijk gebied. De commissie meent ook dat als uitvoerend orgaan de „Dienst van het kadaster en de Openbare Registers" het eerst in aanmerking komt. U hebt uit hetgeen ik gezegd heb wel begrepen, dat dit niet overeenkomstig mijn zienswijze is. Het is niet mijn bedoeling het rapport hier ver der te bespreken. Ter nadere uitwerking van de in dit rapport neergelegde gedachten is een ambtelijke werk groep onder voorzitterschap van ir. Claessen ingesteld, die een eindrapport bij de minister van financiën heeft ingediend. De in het rapport gedachte le fase komt naar mijn mening in grote lijnen overeen met de werkwijze, die het Kabels en Leidingen Infor matie Centrum (KLIC) in Groningen reeds enkele jaren toepast. Registratie van leidingbeheerders per gebieds- eenheid, naar wie aannemers worden verwezen als ze melden op een bepaalde plaats grond werk te moeten gaan verrichten. Hiermede is dan tevens benadrukt, dat buiten de gemeenten die op het gebied van leidingenregistratie werk zaam zijn, het KLIC waarschijnlijk het eerst daadwerkelijk in actie is getreden (geen lei dingenregistratie). In 1968 heeft een breed samengestelde „Com missie ad hoe kabel- en buisbeschadigingen" spelregels vastgesteld en neergelegd in het m.i. minder bekende rode boekje „Aanbevelingen tot het voorkomen van beschadigingen aan ondergrondse leidingen". Verder is in 1971 geïnstalleerd de Adviesgroep Topografie en Leidingen, die tot taak heeft de begeleidingsgroep van het eerder genoemde vastgoedsysteem van de VNG te adviseren met betrekking tot het subsysteem Topografie en Leidingen. Door de VNG is, na overleg met Rijkscommis sie voor Geodesie, besloten een werkgroep in te stellen, die de problematiek van de basis- kaarten zal uitwerken. Wettelijke bepalingen De Telegraaf- en Telefoonwet legt eenieder de verplichting op telegraaf- en telefoonlijnen op en in de openbare grond te gedogen. Volgens de Belemmeringenwet Privaatrecht kan eenieder worden verplicht bepaalde openbare werken, van welke het algemeen nut uitdruk kelijk bij de wet of door de Kroon is erkend, te gedogen. Artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Or dening bepaalt dat bij een bestemmingsplan zonodig i.v.m. de bestemming van de grond voorschriften worden gegeven omtrent het ge bruik van de grond en de opstallen. Voor bouwwerken kennen we de bouwvergun ning. Voor werken, geen bouwwerken zijnde, de aanlegvergunning (kabels en buizen). De figuur van de aanlegvergunning is geboren uit de behoefte natuurgebieden in een bestem mingsplan te beschermen, maar wordt tegen woordig voornamelijk toegepast voor bescher ming van gronden die niet voor bebouwing in aanmerking komen. De Wet op de Ruimtelijke Ordening stelt de beperking, dat de aanlegvergunning noodzake lijk moet zijn: 244

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1972 | | pagina 8