Verder is op de kadastrale kaart niet te zien waar andere belemmeringen (aardgasleidingen, waterleidingen e.d.) liggen. Voor stadskernen e.d. beschikt men bij de gemeente vaak over voldoende gegevens ten aanzien van de onder grondse leidingen. Dit probleem is ook reeds uitvoerig besproken door dhr. J.F. v. Weelden in het juli/aug. num mer van Geodesia, jaargang 1968. Doch ook in open gebied is het dringend gewenst dat er een goede registratie is van leidingen. (Men leze hiervoor het artikel van prof. ir. G. F. Witt, in het tijdschrift voor Kadaster en Landmeet kunde van juni 1968). Het is niet alleen belangrijk te weten waar een leiding ligt i.v.m. uit te voeren werken, maar ook de administratieve verwerking in de kada strale bescheiden is belangrijk daar deze belem mering een beperking vormt voor de eigenaar, omdat deze over een strook van een bepaalde breedte zorgvuldigheid in acht behoort te ne men. Daarom is het beter deze strook op de kaart voor te stellen en een apart nummer te geven. Dit zou mogelijk de leesbaarheid van de kada strale kaart ten goede komen en men handelt waarschijnlijk ook meer in overeenstemming met art. 1 I.K. Dit heeft dan wel uitmeting tot gevolg wat via het register 9 zou kunnen plaats hebben, hoewel het hieraan verbonden werk niet onderschat mag worden. Ook bij de om schrijving in de akte zou hiermede reeds reke ning moeten worden gehouden. Het recht zou dan wel beperkt blijven tot de apart genum merde strook. Het nieuw gevormde perceel kan dan tenaam- gesteld worden op de oorspronkelijke eigenaar, echter met dit verschil, dat nu als medegerech- tigde genoemd wordt degene, ten wiens be hoeve de B.P. gevestigd wordt; (eventueel met vermelding van het jaar waarin het recht ein digt, als het recht tijdelijk is verleend (art. 499 IK.). Momenteel laat de behandeling van de B.P.'s bij het Kadaster te wensen over, hoewel het toch een verandering betreft in de eigendoms toestand van de betrokken percelen. Meerdere omstandigheden zijn hier echter de oorzaak van. De artikelen 190 en 191 in de I.K. geven bij een juiste interpretatie vaak moeilijkheden en passen dan ook niet helemaal in de huidige si tuatie. Bij transportakten zou ook een bepaling op genomen moeten worden, dat het recht gaat vervallen voor gedeelten die verkocht worden i.v.m. sloot- en wegverbredingen. Ook meer uniformiteit en duidelijkheid om trent de begrippen B.P. geheel en B.P. gedeelte lijk zou gewenst zijn. De omschrijving hiervan in de akte is nu vaak voor tweeërlei uitleg vatbaar, althans in de praktijk komt het er op neer dat de omschrij ving op tweeërlei manier uitgelegd wordt. Een oplossing voor deze problemen zou kun nen zijn, dat ondanks de lijdelijkheid van de bewaarder, hiervoor bepaalde richtlijnen wer den gegeven om tot een meer uniforme om schrijving c.q. beschrijving ten behoeve van de vestiging van een B.P. te komen. Eén en ander in overleg met de maatschappijen enz. Hier een voorbeeld v.w.b. de interpretatie van het begrip B.P. geheel en B.P. gedeeltelijk. Er wordt een B.P. gevestigd op een perceel waarvan in de akte het kadastrale nummer als geheel genoemd wordt, doch waar uit de na dere omschrijving blijkt dat slechts een gedeel te, n.l. een bepaalde strook van dat perceel, bedoeld wordt. Sommigen noemen dit B.P. geheel, omdat het kadastrale nummer geheel genoemd wordt, an deren noemen dit gedeeltelijk omdat uit de nadere omschrijving duidelijk blijkt, dat slechts een gedeelte van het kadastrale perceel bedoeld wordt. Hierdoor kunnen zich vreemde situaties voordoen ook t.a.v. de interpretatie van de ar tikelen 190 en 191 I.K. Volgens genoemde ar tikelen worden een perceel met de aanduiding B.P. (behoudens uitzonderingen) en een per ceel zonder de aanduiding B.P. van dezelfde eigenaar niet met elkaar verenigd. Bij splitsing van een perceel met de aandui ding B.P., komt de aanduiding B.P. bij alle percelen die geheel, of voor een gedeelte uit dit perceel zijn gevormd, terug. Bij B.P. gedeel telijk ligt het iets eenvoudiger. Er kunnen zich hierbij de volgende situaties voordoen. Op een perceel bouwland van vele hectaren wordt een B.P. gevestigd. In de akte wordt het kadastrale nummer als geheel genoemd, maar uit de nadere omschrijving blijkt dat bedoeld wordt een strook van een tiental meters aan de noordzijde. Aan de zuidzijde van het perceel vindt na een paar jaar een slootverbreding plaats, zodat een strook van een halve meter grenzend aan de sloot verkocht wordt. Bij de toepassing van deze verbreding komt nu ook de aanduiding B.P. bij het slootperceel en we] als gevolg van artikel 191 I.K., omdat het nieuwe perceel (de sloot) gevormd wordt uit de oude sloot en een gedeelte van het nummer dat de aanduiding B.P. had. 303

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1972 | | pagina 11