DE LANDELIJKE GEBIEDEN IN DE
TOEKOMST
(vervolg Geodesia 1972- 12)
De aanwijzing van een concreet landschapspark
zal op basis van een streekplan moeten geschie
den. Vervolgens zal er een soort van beheers
commissie moeten zijn, waarin de inspraak van
alle betrokken partijen wordt gebundeld. De
opdracht van zo'n beheerscommissie ligt in be
houd en versterking van het landschap. Het
landbouwkundige beheer zal een belangrijk on
derdeel van het beheersplan moeten vormen.
Volgens de directeur-generaal zouden de vol
gende maatregelen moeten worden genomen:
aankoopplannen van de meest kwetsbare
gebieden
toetsen van alle nieuwbouw- en verbouw
plannen aan een bijzonder welstandstoe
zicht
geschakeerde vormen van landinrichting,
ook ruilverkaveling
ontwikkeling van passende cultuurmethoden
en landbouwmaatregelen
een niet te groot landschapspark zo mo
gelijk "uitsparen" in het kader van een
landinrichtingsplan.
Duidelijk is, dat als in een dergelijke opzet de
boeren en tuinders aanzienlijke beperkingen
worden opgelegd, dit afhankelijk zal worden ge
steld van enigerlei schadevergoedingensysteem.
Het lijkt waarschijnlijk dat een financiële be
heersregeling inclusief eventueel fiscale facili
teiten, alléén kans van slagen heeft, als de wij
ze van exploitatie in de betreffende gebieden
niet te ver afstaat van de gangbare exploitatie
in gebieden waar geen beperkende bepalingen
gelden.
Een redelijk mechanisatieniveau en bedrijfsver-
groting zullen wellicht mogelijk moeten blijven.
Bij teveel beperkende bepalingen (bijv. zeer
kleine percelen, ondiepe ontwatering) zal op
kortere of langere termijn aankoop ten behoeve
van een overheidsinstantie niet zijn te ontgaan.
Ir. Herweijer onderstreepte dat hij bij het be
grip landschapspark nog zeer veel vraagtekens
plaatst. Naarmate het conserverende beheer in
de breedte en in tijd gerekend wordt uitgebreid,
zijn zeer veel problemen te onderkennen.
Structuurschema voor landinrichting
Sprekende over de aan de gang zijnde wetge
vende arbeid op het gebied van de landinrich
ting, merkte directeur-generaal Herweijer nog
op, dat in het wettelijke instrumentarium wel
licht ook mogelijk zal zijn een structuurschema
voor landinrichting te ontwikkelen. Een concep
tie inzake omvang en aard van inrichtingsplan
nen in de toekomst. Deze conceptie dient zo
danig flexibel te zijn, dat aansluiting op de
veelzijdige ontwikkelingen in de landelijke ge
bieden en op het planologisch beleid in al zijn
geledingen mogelijk blijft. Deze visie op lange
re termijn zal richtinggevend moeten zijn voor
de toekomstige inrichting van de landelijke ge
bieden.
Naar pachiliberalisatie
In het eerste deel van zijn inleiding stond ir. S.
Herweijer o.a. kort stil bij het pachtbeleid. Hij
zei daarover het volgende:
Op het terrein van de pacht lopen de feiten
op de wetgeving vooruit. Er zijn voldoende
aanwijzingen, dat we aan de vooravond staan
van een grondige herziening van de pachtprijs
vaststelling. De toenemende verscheidenheid
van gebruik en verdeling van lasten van ver
pachte grond en gebouwen maken het nood
zakelijk, dat het normenstelsel voor de maxi
male pachtprijzen als voorzien in de Pacht
wet verder wordt vereenvoudigd en gegloba-
liseerd. Ook een regionale pachtprijsliberalisatie
in analogie met de huurliberalisatie voor wo
ningen dient in overweging te worden genomen.
Overwogen moet voorts worden de pachtwetge-
ving zodanig aan te passen, dat een aanzienlijke
grondmobiliteit verwezenlijkt kan worden. De
toekomstige rol van een Grondbank in dit ge
heel is nog niet duidelijk. De recente ontwik
keling op de grondmarkt met een hernieuwde
belangstelling van beleggers van buiten de land
bouw die kennelijk een gering rendement
voor lief nemen om de waardedaling van an
dere beleggingen te ontlopen is waarschijn
lijk niet vreemd aan de tot nu toe beperkte
resultaten met de grondbankproef in de be
trokken gebieden.
15
3—6 april 1973
Studiedagen Kartografische Sectie KNAG „Drie
dimensionale kartografie". Ede.
18—19 oktober 1973
7e NGL-Congres. Congrescentrum Koninklijke
Nederlandse Jaarbeurs te Utrecht.