ten worden aangeduid. Dit is niet juist. Bepa
lend voor B.P. of B.P. ged. is slechts de omvang
van het recht. Is het recht op een geheel perceel
gevestigd dan schrijft men B.P. Is het recht op
een gedeelte van een perceel gevestigd dan
schrijft men B.P. ged.
Wordt een B.P. recht gevestigd op een perceel
waarvan in het overgeschreven stuk het kadas
trale nummer als geheel genoemd wordt, dan is
er sprake van B.P. en niet van B.P. ged. De
nadere omschrijving in de akte is in de regel
alleen bepalend voor de inhoud van het recht
doch niet voor de omvang. Dat de daadwerke
lijke uitoefening van het recht zich slechts over
een gedeelte van het perceel uitstrekt doet niets
af aan het feit dat het recht zelf het gehele
perceel omvat. Of het zin heeft op een uitge
strekt perceel een B.P.-recht over het gehele
perceel te vestigen of het recht te vestigen op
een sloot of openbare weg, is een vraag die
partijen aangaat. Ook staat het partijen vrij het
recht geheel of gedeeltelijk te laten vervallen.
Het Kadaster bemoeit zich alleen met de regi
stratie van de rechten.
Eerder werd opgemerkt dat in de loop der
jaren de voorschriften t.a.v. de B.P.-rechten op
velerlei manieren werden toegepast. Bij diverse
percelen zijn hierdoor de volgende fouten ont
staan;
1. B.P. werd ten onrechte vermeld.
2. B.P. ged. werd ten onrechte vermeld.
3. B.P. werd ten onrechte niet vermeld.
4. B.P. ged. werd ten onrechte niet vermeld.
5. B.P. werd vermeld inplaats van B.P. ged.
6. B.P. ged. werd vermeld in plaats van B.P.
Het systematisch opsporen van deze fouten in
de kadastrale leggers en verbetering hiervan is
economisch gezien niet recht mogelijk. Om in
de toekomst een chaos te voorkomen dient men
zo snel mogelijk vooral bij de Landmeetkundige
Dienst van het Kadaster een juiste en uniforme
werkwijze toe te passen.
Hiertoe kan men als volgt te werk gaan: Bij
vernummering van percelen waarbij in de legger
de aanduiding B.P. of B.P. ged. vermeld staat,
onderzoekt men de juistheid van deze aandui
ding, Is deel en nummer van het register Hyp.
nr. 4 naast de aanduiding vermeld dan ziet men
in dit register na of de aanduiding juist is en
met welk soort B.P. men te doen heeft. Men
noteert bijv.: E 216 B.P. ged. (stamriool) dl.
2214-16.
Staan deel en nummer niet bij de aanduiding
vermeld dan gaat men via de verwijzing in de
legger de overboekingen na tot men deel en
nummer vindt of tot het moment waarop de
aanduiding voor het eerst bij het perceel voor
komt. Is dit niet de eerste boeking van het
perceel dan moet men aannemen dat vermel
ding van deel en nummer in de legger is ver
geten. Informatie bij partijen is dan gewenst.
Staat bij de eerste boeking van het perceel de
aanduiding zonder deel en nummer dan gaat
men via de hulpkaart na uit welke percelen het
perceel ontstaan is.
Vervolgens gaat men voor al deze oude percelen
in de legger na bij welke percelen de aandui
ding B.P. of B.P. ged. staat. Voor deze perce
len zet men het onderzoek op voorvermelde
wijze voort tot men voor elke aanduiding deel
en nummer gevonden heeft.
Is een legger vernieuwd dan dient men ook
gebruik te maken van de vervallen legger. Uit
het register Hyp. nr. 4 maakt men voor
noemde notities. Men dient er op te letten of
enig B.P.-recht inmiddels vervallen is door
tijdsverloop (artikel 499 I.K.) of door opheffing
van het recht door titel.
Beginnend bij de oudste boeking van vervallen
percelen waarbij de aantekening B.P. of B.P.
ged. tengevolge van vernummering geplaatst is
en waaruit het te onderzoeken perceel ontstaan
is, gaat men na of de vermelding bij de verval
len percelen juist is, waarna men bij het verder
onderzoek doet alsof het recht hier gevestigd
is. De aanduiding B.P. bij het perceel is juist
als:
a. op dit perceel B.P. gevestigd is;
b. het perceel ontstaan is uit een of meer
percelen of gedeelten van percelen waarop
alle eenzelfde B.P. gevestigd was;
c. het perceel ontstaan is uit een of meer
gedeelten van percelen waarop alle eenzelfde
B.P. ged. gevestigd was en op grond van
artikel 191, lid 2 I.K. gebleken is, dat het
recht zich over het gehele perceel uitstrekt.
Heeft het onderzoek niet plaats gehad, dan
dient dit alsnog te geschieden;
d. het perceel ontstaan is uit een of meer ge
deelten van percelen, alle met de aanduiding
B.P. ged., welke aanduidingen zijn ontstaan
door vroegere vereniging van percelen of
perceelsgedeelten waarop B.P. gevestigd was
met niet aldus gemerkte percelen en het
te onderzoeken perceel volgens de hulpkaar-
ten geheel afkomstig is uit de vervallen per
celen of perceelsgedeelten waarop eenzelfde
B.P. gevestigd was;
e. het perceel ontstaan is uit een combinatie
van de gevallen genoemd onder b en c, b en
51