d, c en d of b, c en d, mits sprake is van eenzelfde recht en op voorvermelde wijze blijkt dat het recht zich over het gehele perceel uitstrekt. De aanduiding B.P. ged. bij het perceel is juist als: a. op dit perceel B.P. ged. gevestigd is; b. wanneer uit het onderzoek blijkt dat men niet met de aanduiding B.P. te doen heeft en desondanks het perceel afkomstig is uit enig perceel waarop B.P. of B.P. ged. gevestigd is mits bij de vernummering op grond van artikel 191, lid 2 I.K. gebleken is dat bij het perceel, waaruit het te onderzoeken perceel afkomstig is B.P. of B.P. ged. diende te worden geplaatst. Heeft dit onderzoek niet plaatsgehad, hetgeen blijkt uit het veldwerk, dan dient dit alsnog te geschieden. Wordt een perceel vernummerd waarbij in de legger geen aanduiding vermeld staat en heeft men blijkens de toestand op het terrein of ver klaring van partijen het gegronde vermoeden dat hierop een B.P. of B.P. ged. gevestigd is, dan gaat men via legger en hulpkaart na of in het verleden de aanduiding ten onrechte is weggelaten. Men hoeft niet verder dan tot 1927 terug te zoeken. De voorgestelde werkwijze lijkt ingewikkeld en tijdrovend doch verloopt in de praktijk in de regel zeer eenvoudig en snel. Het is mogelijk dat op een perceel twee of meer verschillende B.P.-rechten gevestigd zijn, bijv. B.P. (hoogspanningsleiding) en B.P. ged. (stam- riool). Van een perceel met aanduiding B.P. weet men nu dat het recht zich over het gehele perceel uitstrekt, men kent de titel van aankomst en het soort recht. Dit is ook het geval voor een perceel met aan duiding B.P. ged., echter slechts voor zover als B.P. ged. afkomstig is uit een vroeger per ceelsgedeelte of perceel met aanduiding B.P. Bij vernummering van deze percelen kan men op de hulpkaart met potlood door inkleuring met voor ieder deel en nummer een afzonder lijke kleur op de juiste plaats binnen het perceel de omvang van het recht aangeven. Naast de figuratie vermeldt men welk soort recht en welk deel en nummer bij elke kleur hoort, dus bijv. rood B.P. (hoogspannings leiding) dl. 2315-28. Van de aanduiding B.P. ged., voor zover niet afkomstig uit een vroeger perceel of perceels gedeelte met aanduiding B.P., kent men het 52 soort recht, de titel van aankomst en verder weet men dat het recht ergens op die delen van het perceel gevestigd is, die afkomstig zijn uit percelen of gedeelten daarvan, waarop het recht oorspronkelijk als B.P. ged. gevestigd werd. Uit het nieuwe veldwerk blijkt op welke nieuwe percelen het recht niet gevestigd is. Het gedeelte van het te vernummeren perceel waarop het recht gevestigd is, is nu bekend. Men weet alleen niet hoever het recht zich over dit gedeelte uitstrekt. Men geeft dit gedeelte op de hulpkaart aan met potlood door arcering, waarbij men voor elk deel en nummer een andere kleur hanteert. Naast de figuratie ver meldt men welk soort recht en welk deel en nummer bij elke kleur hoort, dus bijv. gele are. B.P. ged. (stamriool) dl. 2214-16. Nu blijkt zonder meer uit de hulpkaart bij welke nieuwe percelen de aanduiding B.P. of B.P. ged. dient te worden vermeld. Nieuwe percelen waarop geen arcering of kleur voorkomt krijgen geen aanduiding. Bij percelen die geheel ingekleurd zijn, vermeldt men in de Staat 75 B.P. met in kolom 44 het soort B.P. met bijbehorend deel en nummer. Bij de overige percelen vermeldt men B.P. ged. met in kolom 44 het soort B.P. met bijbehorend deel en nummer. Is uit een onderzoek gebleken dat de aanduiding bij een in aanraking komend perceel in de leg ger onjuist was of dat de aanduiding ten on rechte niet vermeld was, dan maakt men hiervan melding in kolom 44 van de Staat 75. Bij niet in aanraking komende percelen kan men de fout herstellen door deze percelen zonder num merverandering in de Staat 75 op te nemen. In kolom 44 plaatst men een toelichting met vermelding van het stuk waarbij de fout ont staan is, het soort B.P. en bijbehorend deel en nummer. Komt een perceel waarvan de aanduiding op voormelde wijze is ontstaan later weer in aan raking, dan levert de aanduiding in de legger geen probleem op. Men zoekt de bijbehorende hulpkaart en vindt alle benodigde informatie. Op de nieuwe hulpkaart kan men deze over nemen. Vindt men een aldus vervaardigde hulp kaart niet dan dient men de aanduiding in de legger op juistheid te onderzoeken. Voor de aanduidingen B.L. en B.L. ged. (Be- lemmeringenwet Landsverdediging, 26-7-1951, Stb. 323), M. en M ged. (Monumentenwet, 22- 6-1961, Stb. 200), N.M. en N.M. ged. (Natuur beschermingswet 1967) en O.G. en O.G. ged. kan men een zelfde werkwijze toepassen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1973 | | pagina 8