fende onroerend goed en eigendomsrecht de
revue laten passeren.
Wetten van Lipit-Isjtar
Vier Sumerische tabletfragmenten (helaas nog
al beschadigd) blijken samen de wetten van Li
pit-Isjtar te vormen. Ze worden gedateerd in
2217-2207 v. Chr., zijn dus 13^2 eeuw ouder
dan de Hammurabi-teksten. Lipit-Isjtar, de ko
ning van Isin spreekt hierin van de tijd „toen
hij de rechtvaardigheid vestigde in Sumer en
Akkad". Hij gebruikte ongeveer dezelfde woor
den als Hammurabi in tekst en proloog. Verko
pen van onroerend goed vinden wij niet. Het
tablet zal ongeveer 28 bij 22 cm groot zijn ge
weest. Er zijn 38 wetsbepalingen leesbaar. Zes
van de zeven tabletten, die ons interesseren, zijn
in Nippur uitgegraven en bevinden zich nu in
het Universiteitsmuseum te Princeton, USA,
terwijl het Louvre één fragment van onbekende
oorsprong bezit.
Deze bepaling omtrent beveiliging van de eigen
dom van onroerend goed komt er in voor:
(dan moest de eigenaar van het braakland, in
dien er op dit punt destijds een overeenkomst
was getroffen, aan de eigenaar van het huis al
les, wat hem ontvreemd was geworden, vergoe
den).
Als er een enkele maal in deze oude tijd sprake
is van particuliere eigendom, betreft het bijna
altijd huizen, of wijngaarden en akkers, van
welke de oppervlakte relatief klein is.
Oud-Akkadische wetten van Billalama
(Esjnunna)
Een verzameling van Oud-Akkadische wetten
van 60 paragrafen draagt de naam van Billala
ma, koning van Esjnunna, tijdgenoot van Sju-
ilisju van Isin (1924-1915 v. Chr.), zoon en
opvolger van Kirikiri. Zij zijn te voorschijn ge
komen bij opgravingen van 1935 te Tall Har-
mal, ten zuiden van Bagdad, waar in de oud
heid het stadskoninkrijk Esjnunna tegen
woordig Tell Asmar lag. Tell Asmar is ge
legen aan de linker zijrivier van de Tigris, de
Diyala. Ter oriëntering het volgende: Babylo-
nië was het zuidelijk en Assyrië het noordelijk
deel van het land dat in de klassieke tijd Meso-
potamië heette (nu Irak gedeeltelijk). Het noor
delijk deel van Babylonië heette Akkad.
De hier bedoelde stukken zijn 200 jaar ouder
dan de Hammurabi-wetten. Meer dan 1 /4 van
Billalama's bepalingen zijn min of meer direct
in de Hammurabi-wetten overgenomen. Overi
gens bevatten zij verschillende elementen, die
ook in het Sumerische recht en in de codes van
Ur-Nammu en Lipit-Isjtar teruggevonden wor
den. Daarentegen mist men veel dat in de
Hammurabi-teksten wél voorkomt. Niets vinden
wij b.v. over manslag en overspel, niets op het
terrein van de landbouw, niets over irrigatie,
koop van onroerend goed, landpacht enz. Het
valt ook op, dat deze wetten voorkomen op
kleitabletten, terwijl Hammurabi een en ander
in harde steen liet beitelen.
Er zijn twee tabletten, één van 10,5 bij 20 cm
en het onderste deel (dat 12 jaar later werd ge
vonden) van 12 bij 11 cm. Men vindt ze in het
museum van Irak. Ook dit document bevestigt,
dat o.m. Hammurabi gebruik maakte van aller
lei wetsbepalingen, welke in zijn land al lang
van kracht waren. Zij zijn vaak veel ouder dan
wij vermoeden. Koning Urukagina van Lagas
(ca. 2800 v. Chr.) laat reeds mededelen „dat hij
de besluiten van vroegere tijden heeft beves
tigd". Behalve veel bepalingen omtrent prijzen
tot op zekere hoogte reeds in deze tijd ge
leide economie vinden wij hier omtrent on
roerend goed het volgende:
Volgens prof. dr. M. David in „Een nieuw-
ontdekte Babylonische wet uit de tijd vóór
Hammurabi", Leiden 1949, zou dit artikel sa
menhangen met een andere bepaling, als volgt:
39: Wanneer iemand uit armoede zijn huis moet
verkopen kan op de dag dat de koper van plan is
(het huis weer) te verkopen, de (vroegere) eigenaar
van het huis dit lossen (terugkopen).
Het woord „huis" (bitum) kan ook een wijdere
strekking hebben, b.v. van huis met akker,
zelfs van familiebezit. De wetgever heeft hier
zeker willen bevorderen dat een boerderij of
bedrijf zo lang mogelijk in dezelfde familie
bleef. In beide bepalingen wordt een soortge
lijke zaak behandeld. In beide is sprake van
een recht van wederinkoop. Ook Leviticus
XXV-25/31 kent zo'n recht van lossing, maar
daar is het volstrekt en onvoorwaardelijk.
75
wanneer naast iemands huis het braakland van
een ander verlaten ligt en de eigenaar van het huis
heeft tot de eigenaar van het braakland gezegd: omdat
uw grond onbebouwd ligt, kan iemand over Uw
grond in mijn huis inbreken; versterk (bouw weer op)
uw huis(muur)
18: „Wanneer de bezit(s)ter van een goed de lasten
van het goed niet meer betaalt (letterlijk: van zich af
geworpen heeft) en een ander heeft die op zich ge
nomen, dan mag hij (zij) hem in het derde jaar er
niet meer van verwijderen. Die delasten van het goed
op zich genomen heeft, zal het in bezit nemen en de
(eerste) eigenaar heeft daar geen verhaal meer op."
Als een man braakliggend land geeft aan (een
andere) man ten behoeve van de aanleg van een
boomgaard (en de laatste) maakt die aanleg tot
boomgaard niet af, dan moet hij de grond die hij
negeerde, teruggeven als een deel van wat hij ver
schuldigd is."
38: Wanneer één van verschillende broers van plan
is zijn erfdeel te verkopen en een broer van hem wil
het kopen, dan zal hij de redelijke prijs betalen.