Met uitzondering van 15 bevatten deze „wet
ten van Esjnunna" geen enkele restrictie m.b.t.
de bevoegdheid van de verkoper. Volgens 15
kan een slaaf of een slavin niet geldig een (ver
koopcontract afsluiten met een koopman of
een herbergierster.
Hoewel niet zo vermeld, zal dit ook slaan op
koop. Straffen noemt men niet; de nietigverkla
ring van het contract schijnt als enige straf be
doeld te zijn. Maar dit betreft (evenals de be
paling in 40) roerend goed. In 40 wordt
bewijs van de koop of van de beweerde koop
van een slaaf gevraagd. Ook hier wordt
een geschreven contract niet geëist, ook niet
als bewijsmiddel. Waarschijnlijk blijft het be
wijs beperkt tot getuigenverklaringen, evenals
in de wetten van Hammurabi.
Wij hebben terloops melding gemaakt van in
dividuele eigendom van gronden en huizen.
Men ontmoet die reeds in het presargonische
tijdperk vóór de regering van Sargon I -
2251-2196 v. Chr.). Bewijzen geeft Deimei in
„Wirtschaftstexte aus Fara", voorbeelden vin
den wij bij Pohl „Vorsargonische und Sargoni-
sche Wirtschaftstexte" en Barton, „Sumerian
business and adm. documents from the earliest
times to the dynastie of Agad", opgenomen in
„University Museum Bab. Section, Philadel
phia, IX-1". Men ontmoet echter veel meer
familie-eigendom. Publikaties hieromtrent zijn
in vele tijdschriften te vinden, zoals b.v. het
artikel van Legrain in „Ur Excavations Texts",
111-27, artikel Schorr in „Bab. Expeditions",
VI-1 en 61 en in tijdschriften als „Proceedings
Society Biblical Archeology", XXXIV-9, „Cu
neiform Texts", 11-37 e.a.
Nog één paragraaf laten wij hier spreken:
Een verschil tussen de rechtsbepalingen van
Babylonië, Assyrië en oud-Israël (de Bijbelse
wetten) is dat men de vele eigendomsbepalin
gen omtrent slaven van de eerste twee, niet of
nauwelijks terugvindt bij de oud-Israëlieten,
waar voornamelijk humanere voorschriften gel
den.
Eén van de voordelen van deze vondst is wel,
dat wij de geschiedenis van de oude cultuur
uit dit gebied, waaraan ook Israël veel te dan
ken heeft, weer ongeveer 2//^ eeuw verder te
rug bijna tot het begin van het 2e millenium
beter kunnen overzien.
De codex van Hammurabi
Hammurabi of Hammurapi (1728-1686 v. Chr.,
de 6e koning in de rij van oud-Babylonische
(Amorietische) dynastieën) werd genoemd „hij,
die altijd de eigendom beschermde in Eugal-
gal".
De codex werd gevonden toen men er niet naar
zocht, hoewel men, door eerder ontdekte frag
menten op kleitabletten, van het bestaan reeds
lang op de hoogte was. De conische zuil van
zwart dioriet, ca. 2,25 m hoog, voor ruim 3/4
van zijn oppervlak met spijkerschrift „in de
taal van het land" overdekt, werd in de winter
1901/1902 door een Franse expeditie gevon
den bij het onderzoeken van de puinhopen van
Susa, de oude Elamitische residentie. Helaas is
een deel van de lange inscriptie weggebeiteld.
Men neemt aan, dat deze wetgeving van hon
derden artikelen ontstond tussen 1711 en 1669
v. Chr. en niet, zoals vroeger werd beweerd,
tussen 2123 en 2081. De bepalingen zijn voor
namelijk van direct maatschappelijk en sociaal
belang. Zij worden beschouwd als een compi
latie van vroegere, in hoofdzaak Sumerische
wetten.
De zuil bevindt zich in het Louvre. Wettelijke
bepalingen op de eigendom komen voor in de
paragrafen 6-126, maar evenals in de eerder
genoemde fragmenten hebben vele onderdelen
betrekking op roerend goed, meest op slaven
en concubines.
De verdeling in 282 paragrafen -f- proloog
epiloog is van Scheil. Het monument kent die
indeling niet. Achtereenvolgens worden behan
deld: valse getuigenis, diefstal enz., land, hui
zen, handel, familieaangelegenheden, manslag,
beroepen, landbouw, prijzen, slaven enz. Veel
wordt in het geheel niet besproken. Het mili
taire leenstelsel daarentegen is in bijzonderhe
den uitgewerkt.
De gebeeldhouwde kop van de stéle is dikwijls
afgebeeld (zie b.v. de Encyclopedie Winkler
Prins, waar de koning vóór zonnegod Sjamasj
staat en „Kunst aller tijden", een Elsevier-uit-
gave van 1962, blz. 73, pl. 16).
In Babylonië had geen enkele koop rechts
kracht, als men het bijbehorende kleitablet niet
kon tonen. Ditzelfde geldt trouwens ook voor
inbewaargeving. De contracten waren weer in
een klei-envelop opgeborgen, mede om bescha
diging van het fijne schrift te voorkomen. Op
de envelop was de inhoud vermeld. Men vond
dergelijke „enveloppen" op vele plaatsen en
van verschillende beschavingsperioden. Ver
schillende landen in het Nabije Oosten bezig
den ook voor hun brieven deze methode. Wij
zagen verscheidene goed bewaarde exemplaren
op de Hethieten-tentoonstelling te Utrecht, eni
ge jaren geleden.
58: „Wanneer een muur dreigt in te storten en „de
poort" de plaatselijke autoriteit) heeft de eigenaar
van de muur daarop attent gemaakt, doch (deze)
heeft zijn muur niet versterkt, zodat hij instort en
iemand doodt, dan is dat een halsmisdaad, die door
de koning zal worden berecht".
76