enige schadeloosstelling bij scheiding (versto
ting) niet gesproken.
In het huwelijksvermogensrecht geldt:
De volgende par. zegt nog iets over het erfrecht:
Evenals wij dat meermalen in de bijbel ont
moeten (b.v. Deut. 21), komt ook hier een pri
vilege van het eerstgeboorterecht naar voren.
Het vruchtgebruik behoudt zij haar gehele le-
vèn, haar nalatenschap zelf behoort aan haar
broers.
Is de bepaling omtrent vrije beschikking daar
entegen wel opgenomen, dan hebben haar
broers op die nalatenschap geen enkel recht.
Voor een qudfsjtum (een „gewijde", iemand
die door de vader aan de vruchtbaarheidsgod
toegewijd was en die zich aan de tempelbezoe
kers gaf), die geen bruidschat meekreeg, geldt
de uitzondering dat zij na het overlijden van
haar vader slechts voor i/3 meedeelt in diens
nalatenschap. De nalatenschap zelf behoort
weer aan de broers. De tempelgemeenschap on
derhield deze „gewijden" toch. Bij de eerderge
noemde sjugitum is het wel iets anders. Als
haar vader haar een bruidschat meegegeven
heeft en haar bovendien een echtgenoot gaf,
en voor haar een document heeft opgemaakt,
deelt zij niet in de erfenis mee. Door haar hu
welijk is ze onterfd.
Er zijn in het Tweestromenland vele adoptie
overeenkomsten gevonden. Hierover later.
De Hethietische wetten
De Hethietische wetten komen voor op twee
grote kleitabletten (die met duizenden andere
blijkbaar het Hethietische staats- en tempelar
chief vormen), welke in de jaren 1906-1912
door de Duitser Hugo Winckler werden gevon
den in de hoofdstad Hattusa, het tegenwoor
dige Bogazköi in Centraal KI.-Azië, oost van
Ankara. Het spijkerschrift van deze tabletten is
na een volhardende arbeid van verschillende
geleerden (Hrozny, Goetze, Delaporte e.a.) ont
cijferd. In de tot ons gekomen vorm zullen ze
uit de 13e eeuw dateren, maar men vermoedt,
dat ze oorspronkelijk wel 300 jaar ouder zijn
(ca. 1475 v. Chr.). Ook deze Hethieten waren
blijkbaar reeds hoog ontwikkeld.
Uit andere vondsten is gebleken, dat er bij deze
twee nog een derde tablet behoort. Dat is (nog)
niet gevonden.
De 200 artikelen op bedoelde twee tabletten
geven een neerslag van rechterlijke beslissingen,
die in een soort „wetscodex" bijeengebracht
zijn. De vaak herhaalde mededeling „dat een
onderdeel reeds geregeld was, maar dat de ko
ning (nu) anders heeft beslist", wijst er wel op,
dat er veel meer materiaal bestond dan tot nu
toe bekend geworden is. Misschien waren de
gevonden tabletten alleen bestemd voor juris
ten, die de „Rechtsentscheidungen" pro memo
rie bijeenbrachten. Hrozny heeft ze in de eer
ste wereldoorlog gevonden in het museum van
Istanbul. Ook volgens de vakmensen is de tekst
een zeer moeilijke (zie de Duitse vertaling van
Neufeld bij J. Friedrich H. Zimmern van
1952).
M.b.t. onroerend goed komt hier de merkwaar
dige bepaling voor (par. 6):
Deze redactie is later ook anders uitgelegd.
Uit de aanvulling blijkt, dat men de bewoners
van het dorp, binnen een straal van 3 mijl van
de plaats der moord gelegen, gemeenschappe
lijk aansprakelijk kan stellen. In het Oosten
werd dat vrij algemeen (en wordt dat nog) als
principe aanvaard.
Tafel I begint met de woorden: wanneer een
man tafel II met: wanneer een wijnstok
Wij bepalen ons tot tafel I. De par. 1-18 be-
par. 150: „Wanneer een awélum aan zijn echtgenote
geld, een boomgaard, een huis of roerend goed
schenkt, en van deze schenking een gezegeld contract
(oorkonde) heeft laten opmaken, hebben de kinderen
na de dood van haar echtgenoot geen vordering op
haar; de moeder geeft de nalatenschap aan die zoon
van haar, die zij liefheeft. Aan een ander behoeft zij
hem niet te geven."
par. 165: „Wanneer een awélum aan zijn eerstgebo
ren zoon, die hij bijzonder genegen is, een akker, een
boomgaard of een huis schenkt en (van deze schen
king) een gezegeld stuk heeft laten opmaken, dan
neemt deze na het overlijden van de vader die bezit
tingen (als de broers de erfenis gaan verdelen) voor
zich; daarna verdelen zij het vaderlijk bezit onder el
kaar."
par. 170: „Gewettigde kinderen (vaak kinderen van
slavinnen, delen na het overlijden van de vader gelijk
op in de nalatenschap." (Blijkens andere bepalingen
deelt een moeder gelijk op met de kinderen.)
par. 178: „Wanneer een entum (religieuze, goden
bruid) een natitum of een zikrum (non?), wier vader
haar een bruidschat heeft meegegeven en in het daar
van opgemaakte document niet de bepaling opnam,
dat zij de vrije beschikking daarover heeft, dan ne
men haar broers, na het overlijden van de vader, haar
akker en haar boomgaard tot zich en stellen haar
tevreden. Stellen de broers haar niet tevreden, dan
kan zij haar akker en haar boomgaard geven aan elke
pachter die zij wil; dan zal de pachter haar onderhou
den."
par: 191: „Wanneer een awélum een klein kind als
zoon heeft aangenomen (geadopteerd) en opgevoed
en hij wil hem verstoten, dan moet hij de pleegzoon
van zijn bezit Va (van de nalatenschap) geven, maar
van de akker, de boomgaard en het huis behoeft hij
hem niets te geven."
„Wanneer iemand, een man of een vrouw, in een
andere stad sterft vermoord wordt), zal hij, op
wiens erf hij (of zij) sterft, 100 el van zijn land
moeten afstaan. En hij de vermoorde, d.w.z. de
erfgenamen) neemt dat (land) in zijn bezit."
78