Over koopakten en III) W. Koop mans, oud-ambtenaar van het Kadaster te Utrecht De Midden-Assyrische wetten De z.g. Midden-Assyrische wetten, vroeger ge dateerd in de periode tussen de regeringen van Ashur-nirari III (1501-1473 v. Chr.) en Tu- kulti-minurta (1255-1218), maar in werkelijk heid stammende uit de regeringsperiode van Tiglathpileser I ca. 1133-1107, komen met 116 artikelen voor op 9 tabletten. Zij zijn door een Duitse groep tussen 1903-1914 gevonden in Qalcat Sjarqat, een ruïneheuvel, waaronder het oude Assur ligt. De inhoud heeft overwegend met vrouwenrecht te maken en dan vooral gehuwde vrouwen anders dan b.v. de Ham- murabi-wetten, waar zeer vele artikelen begin nen met "sjumma awelum" „wanneer een man" of: „wanneer iemand"). Het tablet B in deze collectie bevat bepalingen ter bescherming van het grondbezit; het han delt in hoofdzaak over onroerend goed. De be roemde rechtshistoricus Koschaker schrijft dat het hier vooral gaat om interpolaties, toevoegin gen en veranderingen in een bestaande tekst, met een duidelijk aanvullend of verklarend ka rakter. Er is overeenkomst met de codex Ham murabi. Ook hier bestond het leenstelsel. M.b.t. de ver koop van onroerend goed is §6 vermeldens waard. Wij vernemen in dit artikel voor het eerst iets van het bestaan van een kadaster waar ieders grond- en huizenbezit nauwkeurig gere gistreerd stond. Ook de Assyrische overheid beschermde en beveiligde het eigendomsrecht goed. Er zijn hierop variaties. Men vergelijke b.v. bo venstaande bepalingen met die omtrent actes- de-command, voorkomende op een tablet uit de Nieuw-Babylonische tijd, bewaard in het Brits Museum te Londen. Op vernieling van onroerend goed stonden zwa re straffen (par. 7). Behalve dat de waarde van het huis moest worden vergoed, werd de awelu vijfmaal met roeden gegeseld en moest hij een maand dwangarbeid verrichten (voor de ko ning!). Omtrent grensschending bepaalt par. 8 dat een awelu bij schending van de grenzen van het belangrijkste stuk grond van zijn buurman (d.i. het stuk van de oudste zoon), als zijn schuld is aangetoond, 1/3 deel grond meer moet af- par. 6: Voor hij de grond (met) het huis (er op) door koop zal verkrijgen, moet hij de zaak door de heraut in de stad Assur (als de eigendom daar is gelegen), driemaal gedurende een volle maand bekend laten maken; (of) hij zal het hem laten omroepen, driemaal achtereen, in de volgende bewoordingen: ik wil mij door koop de grond en het huis van X, zoon van Y, binnen de muren van deze stad, verwerven. Laat ieder, die hierop eigendomsrechten meent te hebben, met zijn bewijsstukken voor de dag komen, ze aan het registratiekantoor tonen, zijn aanspraken geldend maken, een duidelijke titel produceren en het zijne in bezit nemen. Zij, die hun stukken in de loop van deze volle maand aan mij getoond hebben, ter wijl er nog tijd over is om het niet te vergeten, en ze (daarna) bij de registratie hebben gedeponeerd, zo een persoon heeft zijn rechten op de grond veilig gesteld en zal hem in bezit nemen. Als de heraut zijn proclamatie in de stad Assur heeft doen uitgaan, zal één van de ministers (die) voor de koning (staat), met de stadssecretaris, de heraut en 's konings ambtenaren van de registratie samenkomen als hij in een andere stad een stuk grond en een huis wil kopen, zullen daar de burgemeester en drie oudsten van de stad samenkomen en zullen de heraut een afkondiging laten doen: „zij zullen hun tabletten schrijven en afleveren, met deze titel er op: "gedurende een volle maand heeft de heraut driemaal achtereen zijn oproep gedaan". Hij die in de loop van deze maand geen akte heeft geproduceerd en bij de registratie neergelegd, verliest (hiermede) al zijn rech ten op grond en huis; zij zijn thans het eigendom ge worden van hem die de oproep door de heraut heeft doen geschieden. Zij zullen drie tabletten met de in houd van de door de heraut gedane afkondiging, ten behoeve van de rechters, laten uitschrijven; één tablet zal bij de registratie gedeponeerd worden 98

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1973 | | pagina 10