De rechthoekige vorm van de afrastering (108 x
72 m) diende als frame voor de plaatsbepaling
op het voetbalveld. Dit gebeurde met een
oost-west raaienstelsel, raai-afstand 2 of 3 maal
de vaste afstand tussen de betonpalen (a
2i/2 m).
In deze raaien zelf werden de waarnemings
plaatsen door sommige groepen afgepast; door
een andere groep werden vooraf op de midden
lijn een tiental jalons uitgezet die in combinatie
met de afrasteringspalen achter de doellijnen
voor een nauwkeurig tweede (noord-zuid) raai
enstelsel zorgden.
Dit laatste verdient de voorkeur bij het kaar
teren; in het terrein kost het niet méér tijd,
slechts een hoeveelheid jalons.
De maaswijdte van 5 of iy2 m van het raaien-
net werd zo gekozen i.v.m. het te constateren
relief:
in het algemeen: een hoogteverschil van
20 a 25 cm van de zijlijnen t.o.v. de verbin
dingslijn van de doelen;
in het bijzonder: plaatselijke afwijkingen,
die mogelijkerwijs de spelers de indruk geven
dat het veld onplezierig bespeelbaar is.
De metingen zouden worden verwerkt tot een
hoogtelijnenkaart, schaal 1 200, interval 5 cm.
c) Terrein-hoogtemeting met planoscoop
De meting langs een raai werd gedaan door
één persoon, die een eenvoudige waterpasbaak
hanteerde met de becijfering naar zich toe. De
bepaling van het planoscoop vlak gebeurde met
een potlood dat op en neer werd bewogen langs
de baak, of met de bovenkant van het op
schrijfboek.
De noordelijke helft van het voetbalveld werd
met de planoscoop 2 x, de zuidelijke helft 3 x
opgemeten, elk deel met een andere groep.
Daarnaast was er nog een meting over het ge
hele terrein aanwezig welke echter niet tot de
uiteindelijke hoogtelijnenkaart heeft bijgedragen
wegens een gebrekkige plaatsbepaling.
Om eventuele ontregeling van de niveau's t.o.v.
het planoscoopvlak dan wel een onjuiste bere
kening bij de opstelling te kunnen constateren,
werd op het piket dat aan de andere zijde van
de diagonaal over de terreinhelft lag, de pla-
noscoopaflezing gecontroleerd.
De afwijkingen die aldus werden geconstateerd
bleven steeds beneden de 2 cm, doorgaans
1 cm, zodat de hoogtemetingen zonder late
re correcties konden starten. De baakaflezingen
werden afgerond op cm.
d) Proefmeting met combinatie planoscoop-
waterpasinstrument (zie straks ook punt g).
Bij één der planoscoop-metingen op zowel het
noordelijke als het zuidelijke deel, werd een
waterpasinstrument (met compensator) zodanig
geschikt opgesteld dat de baakverdeling óók
met het waterpas (w.p.)-instrument kon worden
afgelezen (middendraad). De planoscoop-waar-
nemer las eerst zelf af, gaf daarna aan de waar
nemer van het w.p.-instrument de gelegen
heid tot aflezen en zocht dan het volgende
raaipunt op.
De hoogte van de vizierlijn van het w.p.instru
ment werd vooraf bepaald uit een baakopstel
ling op het meest nabij gelegen piket met ge
geven hoogte en werd in de loop van de me
tingen gecontroleerd met de beide andere piket
ten.
Ook was het w.p.-instrument vooraf gecon
troleerd op ontregeling 1 cm per 80 m).
Van hetzelfde terreinpunt kon aldus zowel een
planoscoop- als een w.p.instrument-hoogte be
paald worden, waarvan de verschillen per punt
het volgende te zien gaven:
(v hoogte met w.p.instr. hoogte met pla
noscoop)
v gemiddelde v
ov standaardafwijking van v
n aantal punten
Nd-helft: ov 2,0 cm; n 154; v -2,0 cm
Zd-helft: c>v 2,4 cm; n 152; v -2,0 cm
6 (Nd-helft)
Aantal |v| 5 cm: j |0 (zd hdft)
Maximaal verschil: 9 cm.
Een v van 14 cm werd tijdens de meting ver
worpen.
N.B.: De waterpassing met het w.p. instrument
is niet gecontroleerd: de aflezing werd terwille
van de snelheid van werken slechts gedaan op
de middendraad; de aflezing werd afgerond op
cm. Tijdens de meting werd door een practi
cumleider bij een steekproef een dm-fout in de
aflezing van de student-waarnemer geconsta
teerd; bij de uitwerking bleken nog enkele wa-
terpas-waarden in de Zuid-helft gewantrouwd
te moeten worden, aangezien de drie plano-
scoop-uitkomsten onderling wèl overeenstem
den (een groepje van 6 punten met v-waarden
tussen 5 en 10 cm, zie boven).
De voornaamste foutenbron is daarin de oner
varenheid van de waarnemer achter het w.p.
instrument in het aftellen van de E-blokken
t.o.v. de plaats van de dm-becijfering (5 cm of
10 cm-fouten).
e) IJitwerking.
De resultaten van de vergelijking van plano
scoop met w.p. instrument zijn al onder punt
d aangegeven.
93