□pÜD
annuo
□□□an
□□dan
sproken metingen is de waterpasbaak op het
gevoel vertikaal gehouden omdat het doosni
veau aan de verkeerde kant zat. Deze handel
wijze was voldoende nauwkeurig, omdat het
nagenoeg horizontaal gelegen terrein goede
oriëntering geeft voor het vertikaal houden van
de baak.
Bovendien levert een horizontale afwijking van
10 cm van de baak op een waarnemershoogte
van 1.50 m slechts een fout van 1/3 cm op.
5. De niveau's (hoekwaarde 60") van de pla-
noscoop (prototype) van het Laboratorium
voor Landmeetkunde laten zich lastig inspelen.
Hopelijk is de huidige uitvoering van de pla-
noscoop van beter geslepen niveau's voorzien.
6. Een herhaling van de proefmeting met pla-
noscoop en waterpasinstrument (punt d.) is
aanbevelenswaardig waarbij met name de waar
nemingen met het w.p. instrument met controle
worden gedaan, terwijl de aflezingen van beide
instrumenten op ]/2 cm of kleiner worden afge
rond en vergeleken.
Om een vergelijking van hoogtecijfers per punt
mogelijk te maken, is een groot aantal solide
punten nodig. In de hierna volgende slotpara
graaf wordt deze proefmeting beschreven,
g. Herhaalde proefmeting:
(hoogtebepaling met zowel planoscoop als wa
terpasinstrument).
Terreinkeuze
Een proefterrein dat aan de zojuist genoemde
6e conclusie kon voldoen, werd gevonden in een
proeftuin van de Landbouwhogeschool, be
staande uit veertig, met hoge betonranden om
zoomde proefveldjes; tussen deze rechthoekige
vakken van 6 x 7 m bevinden zich paden van
1 m breedte (fig. 6).
De hoeken van de betonranden (snijpunten van
midden bovenkant, fig. 7) leverden een groot
aantal solide baak-opstelpunten op. Door de
duurzaamheid en de overzichtelijke rangschik
king van deze punten zou dit proefveld naast
eenmalige hoogtemetingen bovendien de mo
gelijkheden van een planoscoop-testveld kunnen
bieden (puntreproduceerbaarheid 1-2 mm).
Het terrein vertoonde een helling in Z.O.-rich
ting (fig. 6), waardoor een verscheidenheid van
waarnemingshoogten (boven begane grond)
werd verkregen. De afmetingen van het terrein
veroorloofden waarnemingsafstanden van 3 tot
70 m, op verschillende plaatsen van het ge
zichtsveld van de planoscoop.
Meting
Uit de terreinkeuze volgt al dat gekozen werd
voor een veelheid van punten met variërende
hoedanigheden (afstand, ligging in gezichtsveld,
waarnemingshoogte). Deze punten werden één
keer gemeten, in tegenstelling tot een denkbare
keus van slechts enkele verzekerde punten met
een groot aantal herhalingsmetingen per punt.
Juist variatie was voor een practisch gerichte
proef gewenst.
Punt I (fig. 6) werd uitgekozen als referentie
punt voor de hoogte. Om fictieve hoogtecijfers
te vermijden werd vanuit een nabijgelegen peil-
merk (bout) met normale waterpassing de
NAP-hoogte van I bepaald: NAP 32,256 m.
Met deze gegeven hoogte werden vanuit een
centrale opstelling met een goed geregeld com-
pensator-waterpasinstrument (standplaats W,
fig. 6) de hoogten bepaald van alle gekozen
punten op de betonranden, inclusief de punten
Fig. 6. Situatietekening van het planoscoop-testveld.
procfveldjc
betonrand
pad
VS v7
Fig. 7. Opstelpunten van de baak.
95