2. Invoergegevens
Voor de invoer van de gegevens maken we
gebruik van ponskaarten en pons- of magneet
banden. Voor de meeste toepassingen kan de
bestaande toestand uit de percelenlijst reg. 71
of de R-3 per sectie of per gemeente uitgevoerd
worden.
De bladgegevens zoals schaal, sectie, bladnum
mer, type berekening, gewenste toleranties in
milimeters op de kaart en oppervlaktetolerantie
ten opzichte van de oude toestand kunnen in
enkele ponskaarten opgegeven worden, evenals
de RD-coördinaten van de aansluitpunten.
Op het toetsenbord van de coördinatenlezer
bevinden zich cijfers die door de operatrice wor
den ingedrukt en die in de ponsband worden
weergegeven vóór de meetgegevens. Hierin
staan planaanduiding, perceelnummer, met bo
vendien een weergave van de functietoets, die
de aard van de nu volgende meetgegevens aan
geeft.
De volgende functies zijn in ieder geval van
belang:
G perceelgrenzen
F figuratie-gegevens
P vastpunt al of niet in RD.
M middelpunt van het perceel
A aansluitingspunt in RD
H herstelcode om gemaakte fouten te elimi
neren
Per record eenheid van logisch bij elkaar
horende gegevens) wordt slechts één code mee
gegeven. Op deze wijze kan een perceel worden
gemeten door de grenzen aan te meten, samen
met een code G van het toetsenbord. Er dient
rechtsom gemeten te worden, te beginnen op
een zogenaamd hoofdpunt (zie bij lijnherken-
nings-programma) waarop de meting, uit con
trole overwegingen, ook dient te worden afge
sloten. Daarna kan men de verder nodige figu
ratie van dat perceel met code F meten, waarbij
ook de figuratie gevolgd kan worden die zich
buiten het perceel voortzet. Met code M wordt
de plaats van het perceelnummer geregistreerd.
Bij het begin van een nieuw perceel is op het
toetsenbord het volgende perceelnummer in te
stellen, enz. Van de grens van een perceel meet
men alle knikpunten aan en ook alle snijpunten
met andere percelen. De gehele bladinhoud is
ook als een perceel te beschouwen en wel als
perceelnummer 00000.
Aan het begin en aan het eind van de meting
van een plan worden de metingen gedaan om
het plan in RD te kunnen berekenen met de
nodige controle, hetgeen nodig is omdat de
coördinatenlezer machinecoördinaten levert; dit
kunnen pool- of orthogonale coördinaten zijn,
die omgerekend moeten worden naar RD. Onder
anderen om het nieuwe plan met een RD-rui-
tennet te kunnen tekenen.
3. Invoerprogramma
Wanneer de bovenstaande gegevens in de com
puter zijn ingevoerd kunnen de benodigde be
standen worden opgebouwd. Begonnen wordt
met een record, waarin enkele algemene ge
gevens worden opgenomen zoals bijvoorbeeld
plannummer, sectie, gemeentenaam, project
nummer, oude schaal en nieuwe schaal. Ver
volgens wordt voor ieder punt dat op het plan
is gemeten een record opgebouwd waarin de
volgende rubrieken zijn opgenomen:
de inhoud van de functiecode
het perceelnummer
het meetvolgnummer, dat wordt toegekend
en wel per perceel per gemeten punt oplo
pend met 100-tallen
de machine-coördinaten.
Summier is het een en ander in tabel 1 weer
gegeven.
4. Transformatieprogramma
Met dit programma wordt met behulp van de
aansluitingspunten een overbepaalde transfor
matie uitgevoerd van machine- naar RD-coördi
naten. Doordat genoemde aansluitingspunten
zowel aan het begin als aan het eind van de
meting opgenomen zijn, is het mogelijk vol
doende controle te verkrijgen op de gehele me
ting ten aanzien van de relatieve ligging van de
opgenomen punten. Nadat alle machinecoördi
naten zijn getransformeerd tot RD-coördinaten,
worden de grensgegevens gescheiden van de
overige meetgegevens, terwijl tevens, na con
trole op het identiek zijn van begin- en eind
punt van een perceel, het eindpunt uit het be
stand wordt verwijderd ter verkrijging van een
regelmatig patroon in de meervoudig gemeten
punten.
5. Compress-routine
Ieder RD-coördinatenpaar uit het bestand met
grensgegevens GRIN wordt als volgt tot 1 getal
omgevormd:
De cm van de Y komt geheel rechts en vervol
gens van rechts naar links de cm van de X, de
dm van Y, de dm van X, de m van Y, de m
van X enz. Niet relevante linker cijfers kunnen
weggelaten worden. Op dit getal, dat we XYcp
(X-Y compressed) noemen, wordt het bestand
GRIN gesorteerd, ter bepaling van die punten
die, onafhankelijk van de meetvolgorde, dicht
bij elkaar liggen.
Ter verduidelijking volgt hierna een voorbeeld,
waarin tevens is te zien dat met sorteren van
RD-coördinaten niet het gewenste doel wordt
bereikt.
116